De meeste mensen staan er niet bij stil. Maar iedereen krijgt door eten, drinken en ademen, elke week tot vijf gram microplastic per week. Genoeg voor een creditcard. In de lucht en in ons drinkwater zit niet alleen veel microplastic, maar ook een andere polymeer uit het dagelijks gebruik: microrubber.
Elke automobilist kent het probleem. De banden zijn versleten en je moet een nieuwe set kopen. Want afhankelijk van hoe je rijdt, gaat een band ongeveer 40.000 kilometer mee. Maar waar blijft al dat rubber waaruit het loopvlak van de band oorspronkelijk bestond? Na een noodstop bij hoge snelheid is het duidelijk. De zwarte strepen op het asfalt spreken boekdelen. Maar ook zonder noodstop of een sportieve start bij verkeerslichten, slijten de banden en komt het rubber in het milieu.
Onderzoekers rond Bernd Nowack van de afdeling “Technology and Society” van het Zwitserse onderzoekscentrum voor materiaaltesten en -onderzoek (Empa) in St. Gallen hebben daar onderzoek naar gedaan. Zij hebben berekend dat tussen 1988 en 2018 alleen al in Zwitserland ongeveer 200.000 ton microrubber afkomstig van autobanden in het milieu terecht is gekomen. Zij evalueerden onder andere de import- en exportgegevens van banden in Zwitserland. Zij koppelden dat vervolgens aan een model dat het gedrag van rubber op de weg en in het afvalwater simuleert. Ze analyseerden ook de slijtage van oppervlakken zoals kunstgras.
Auto’s en vrachtwagens zijn de hoofdschuldigen
De resultaten toonden aan dat auto- en vrachtwagenbanden de belangrijkste bron van microrubber zijn. Rubber afkomstig van bijvoorbeeld kunstgras voor voetbalvelden speelt slechts een ondergeschikte rol. ” Dat is goed voor slechts drie procent”, zegt Nowack. De overige 97 procent komt voort uit bandenslijtage. Bijna drie procent blijft binnen de eerste vijf meter aan weerszijden van de weg liggen. Vijf procent komt op andere oppervlaktes terecht en iets minder dan 20 procent belandt in het water. Slechts een klein deel wordt in de lucht verspreid, dat steeds weer wordt opgewerveld.
Voor de mens zijn de effecten van microrubber echter duidelijk minder ernstig, dan die van microplastics. Christoph Hüglin van de Empa-afdeling “Luchtvervuiling / Milieutechnologie” schat de effecten in als gering. Uit een in 2009 uitgevoerde studie blijkt dat het aandeel van microrubber door bandenslijtage in geïnhaleerd fijnstof, ook bij drukke verkeerslocaties amper enkele procenten bedraagt, zo stelt hij.
Artikelen over microplastic vindt u hier
Microplastic en microrubber kunnen niet over een kam worden geschoren. “Dit zijn verschillende deeltjes, die nauwelijks met elkaar te vergelijken zijn,” vertelt Nowack. “Ook al lijkt microrubber geen gevaar voor de mens te vormen, het mag zeker niet worden verwaarloosd. De hoeveelheid vrijgekomen microrubber is namelijk vele malen groter dan die van microplastic. De wetenschappers hebben berekend dat slechts zeven procent van de microdeeltjes op basis van polymeren die in het milieu vrijkomen, bestaat uit plastic. De overige 93 procent bestaat uit rubber. “De hoeveelheid microrubber in het milieu is enorm en daarom zeer relevant”, benadrukt Nowack.
Mogelijk risico door zware metalen
Terwijl Bernd Nowack benadrukt dat microrubber geen gezondheidsrisico’s met zich meebrengt, zijn er anderen die wel een gevaar zien in de kleine rubberdeeltjes. In Nederland en de VS zijn de afgelopen jaren duizenden kinderspeelplaatsen en sportvelden voorzien van rubberen vloeren, gemaakt van gerecyclede banden. Niet alleen ouders, maar ook wetgevers maken zich inmiddels zorgen over de gevolgen voor de gezondheid van kinderen. In autobanden zit niet alleen rubber. Er zitten ook materialen in waarvan men denkt dat deze kanker en andere levensbedreigende ziektes kunnen veroorzaken. Er worden bij de productie van banden chemicaliën gebruikt zoals zwavel en zinkoxide. Maar ook diverse metalen zoals lood en cadmium, schadelijke weekmakers en brandvertragers.
Een groep Indiase wetenschappers heeft al in 2014 een studie uitgevoerd om het potentiële risico van rubberdeeltjes in de lucht te beoordelen. Zij voerden een longfunctietest uit bij 60 mannelijke werknemers van een rubberfabriek en bij een controlegroep. De groepen werden ingedeeld naar de duur van hun blootstelling aan de rubberstofdeeltjes: 1-3 jaar, 4-7 jaar en 8-11 jaar. Groep 1 was een controlegroep. Na evaluatie van alle longfuncties van de deelnemers ,vertoonden groep 2, 3 en 4 een significante afname van de longfuncties in vergelijking met de controlegroep. De slechtste waarden in vergelijking met de controlegroep werden gevonden bij de proefpersonen in groep 4 die het langst aan het microrubber waren blootgesteld. Deze resultaten zouden aantonen dat de longfunctie werd beïnvloed door de rubberstofdeeltjes, waarbij de ernst van het effect afhing af van de blootstellingsduur, schreven de onderzoekers.