Author profile picture

“Over een paar weken is het zover”, zegt Frithjof Engelke. “Dan vieren we ons 100-jarig bestaan.” Op het eenvoudige kantoor van de oliehandelaar in het Berlijnse Tempelhof wordt gelijk duidelijk dat Engelke een man van de werkvloer is. Hij zou net zo goed monteur kunnen zijn of vrachtwagenchauffeur. Met een olieveeg over de wang en zijn werkkloffie aan spreken we met hem over de groene energietransitie die voor zijn bedrijf enorme consequenties heeft.

Engelke is de derde generatie die het voor het zeggen krijgt bij de firma Hans Engelke Energie. Het begon in de jaren twintig van de vorige eeuw met de handel in brandhout en kolen. Na de oorlog kwam daar stookolie bij en iets later gas. Tegenwoordig worden ook elektriciteit en houtpellets voor de kachel geleverd en heeft het bedrijf tankstations.

Frithjof Engelke

Klinkt niet erg klimaatvriendelijk, toch denkt Engelke dat ze op de goede weg zijn. “Over onze toekomst in een CO2-neutrale wereld maak ik me geen enkele zorgen.”

Weg vol hindernissen

Maar het is wel een weg vol met hindernissen. “U moet weten dat Berlijn een speciaal geval is binnen Duitsland. Tijdens de Koude Oorlog waren we een soort eiland midden in de DDR. Er waren geen elektriciteitsverbindingen met West-Duitsland. Alles werd in eigen hand gedaan met eigen elektriciteitscentrales en grote ijzeren reserves kolen en olie voor het geval dat.”

Het gevolg is dat er tot op heden nog veel huizen in Berlijn verwarmd worden met stookolie, iets wat in Nederland nauwelijks nog bestaat vanwege de overgang naar aardgas. In heel Duitsland zijn er nog zo’n 20 miljoen huishoudens die verwarmen met “Heizöl”.

“Stookolie voor verwarming is daardoor ook voor ons belangrijk, maar we weten dat dit in de toekomst minder zal worden.” Het bedrijf zet daarom in op een paar voor de hand liggende alternatieven zoals groene stroom en houtpellets. Maar de hoop is ook gevestigd op innovaties op het gebied van synthetische brandstoffen (eFuels), die fossiele brandstoffen kunnen vervangen.

Foto Hans Engelke

eFuels

Als Engelke over eFuels praat, spat het enthousiasme ervan af, maar ook de frustratie. Engelke voelt zich net als veel branchegenoten in de steek gelaten door de politiek die alleen maar oog lijkt te hebben voor groene elektriciteit, zonder andere CO2-neutrale alternatieven een serieuze kans te geven.

Engelke denkt dat de politiek er veel te makkelijk vanuit gaat dat groene stroom voor alles een oplossing is. “Stel dat alle auto’s en huishoudens overstappen van fossiele brandstoffen op elektriciteit dan heeft Duitsland drie keer zoveel stroom nodig dan nu en daar zit de industrie en het transport nog niet in. Die stroom moet ook nog eens allemaal groen worden. Dat lukt nooit, en zeker niet in het tempo dat de regering voor ogen heeft.”

Engelke is er daarom heilig van overtuigd dat eFuels een belangrijke rol gaan spelen in de energietransitie. “We zijn zelf betrokken bij een nieuw project in Frankfurt, maar er zijn meer initiatieven waar wij een goed gevoel bij hebben.”

Engelke heeft als ideaal voor ogen dat er eerst gestart wordt met het mengen van eFuels met stookolie, diesel en andere raffinageproducten. Dat kan dan gaandeweg meer worden tot op een gegeven moment de brandstoffen 100% CO2-neutraal zijn.

Hans Engelke in oude tijden

“Het voordeel van eFuels is dat ze probleemloos gebruikt kunnen worden in bestaande verwarmingssystemen en verbrandingsmotoren. Dat maakt het voor ons als bedrijf natuurlijk aantrekkelijk, maar het kan ook voor de maatschappij als geheel de overstap naar elektrische auto’s veel soepeler laten verlopen. Voor het vrachtverkeer zou het zelfs een permanente oplossing kunnen bieden.”

Project Frankfurt

eFuels zijn op zich niks nieuws. Er wordt eerst groene stroom opgewekt met bijvoorbeeld windmolens of zonnepanelen. Met die stroom en water kan door middel van elektrolyse waterstof worden gemaakt. Als dat wordt samengevoegd met CO2 krijg je synthetische diesel, benzine, methaan of kerosine.

Twee grote voordelen zijn de klimaatvriendelijkheid en lage uitstoot van fijnstof. Nadelen zijn de vrij hoge uitstoot van stikstofoxide (NOx), de hoge kosten en het verlies aan energie tijdens het omzettingsproces.

Het project waar Hans Engelke samen met branchevereniging UNITI aan deelneemt, hoopt enkele van die nadelen te verkleinen.

Ineratec

Het gaat om een project van het bedrijf Ineratec, een spin-off van het Karlsruher Institut für Technologie (KIT), dat zich sinds 2014 specialiseert in de eFuel-technologie. Het bedrijf staat aan de vooravond van een doorbraak met compacte en goedkope eFuel-installaties die in een enkele zeecontainer passen. Met een installatie kan 350 ton eFuel per jaar worden gemaakt.

Dat stelt op zich weinig voor in de wereld van de olieraffinage. Maar het mooie van de mini-installaties van Ineratec is dat ze weinig plaats innemen. Er is daardoor altijd wel een vrij plekje te vinden op een bedrijventerrein. De capaciteit kan bovendien makkelijk worden uitgebreid en ze zijn geschikt voor de export.

Installatie Ineratec

Productie van eFuel en/of waterstof in het buitenland is voor het welslagen van groot belang, want iedereen die deze techniek een warm hart toedraagt, weet dat er in Europa een tekort aan groene stroom is.

eFuels en waterstof die uit het buitenland worden geïmporteerd kunnen de oplossing bieden. Denk aan landen als Chili, Marokko, Brazilië, Spanje, Egypte, Finland, Canada, Saoedi-Arabië of Maleisië met veel potentie voor groene stroom en een betrekkelijk lage vraag in eigen land.

Ineratec heeft een paar weken geleden een nieuwe financieringsronde afgerond waar onder andere elektriciteitsmaatschappij Engie, luchtvaartbedrijf Safran en scheepsbouwer MPC aan meedoen. Met de investering wordt de tot nu toe grootste eFuels-installatie gebouwd met een capaciteit van 4,6 miljoen liter per jaar.

Andere projecten

Maar er zijn meer grote projecten. De ceo van BMW, Oliver Zipse, zei een paar weken geleden tijdens een bezoek van klimaatminister Robert Habeck dat eFuels en biodiesel absolute noodzaak zijn om de energietransitie te laten slagen, omdat er nog decennialang auto’s zullen rondrijden met verbrandingsmotoren. Dat geldt zelfs als de Bondsregering er in slaagt zijn doel te halen van 15 miljoen elektrische auto’s in 2030. Er zijn dan namelijk nog altijd 30 miljoen auto’s niet elektrisch.

Een van de meest bekende eFuels-projecten komt van Siemens Energy, dat samen met verschillende partners waaronder Porsche, Enel en ExxonMobil een testinstallatie (Haru Oni) heeft gebouwd in Chili met een capaciteit van 130.000 liter synthetische benzine en 450.000 liter synthetische methanol.

De eFuel wordt gemaakt met behulp van 3 megawatt aan windenergie. Het is de bedoeling dat dit project gaandeweg wordt uitgebreid en in 2025 navolging krijgt met een honderd keer zo grote fabriek, goed voor ongeveer een half miljoen auto’s.

Haru Oni-project in Chili, Foto Siemens Energy

Andere bedrijven die aan het experimenteren zijn, zijn onder andere Lufthansa, Audi, BP, Bosch, Shell en Uniper. De hoop is dat naarmate de eFuel-fabrieken groter worden, de kosten dalen. Nu is eFuel nog een stuk duurder dan gewone benzine en diesel, maar met schaalvergroting kan het gat verkleind worden, zo is de hoop.

Binnen de Duitse regering staan ze nog niet echt te springen en ook in de milieubeweging overheerst scepsis. Daar zien ze liever volle kracht vooruit bij de groene stroom en elektromobiliteit. Groene stroom gebruiken voor eFuels is volgens hun inefficiënt.