De kledingindustrie gebruikt al wel gerecyclede vezels. Deze zijn voornamelijk afkomstig van limonadeflessen. Zo’n driekwart van deze PET-flseen (polyethyleentereftalaat) wordt fijngemalen tot granulaat. Dat vormt de basis voor nieuwe kunststofvezels. Daarentegen bedraagt de recycling van textiel slechts één procent! (Bron: Ellen MacArthur Foundation, 2017). De circulaire economie faalt in wezen, omdat het recyclen van textielvezels duurder is dan het produceren van nieuwe vezels.
Dr. Andreas Bartl van de Forschungsgruppe Partikeltechnologie, Recyclingtechnologie und Technikbewertung aan de TU Wien doet samen met zijn collega’s Emanuel Boschmeier en Wolfgang Ipsmiller onderzoek in het EU-project SCIRT (System Circularity & Innovative Recycling of Textiles). Dit consortium met achttien onderzoekspartners uit vijf landen wil voor dat probleem oplossingen vinden. Zo willen zij de mode-industrie de weg wijzen naar een duurzame en circulaire economie.
Oude kleding gescheiden inzamelen
Tot op heden is de gescheiden inzameling van oud textiel echter niet eens verplicht. Bartl: “Momenteel gebeurt dat op vrijwillige basis. Gebruikt textiel geldt op grond van de EU-richtlijn 2008/851 als huishoudelijk afval. Maar dat gaat vanaf 2025 veranderen. Dan wordt gescheiden inzameling verplicht.” Het contingent is op dit moment nog open, zei hij. In het geval van elektrische apparaten bijvoorbeeld, moet 65 procent van de apparaten die drie jaar eerder zijn aangeschaft, worden ingezameld (Richtlijn 2012/19/EU). Of er aanvullende eisen zullen komen, is nog onzeker. Een mogelijke eis zou kunnen zijn dat bijvoorbeeld 30 procent van het ingezamelde gebruikte textiel uit gerecycled materiaal moet bestaan. Vanuit technisch oogpunt zijn er twee punten van aandacht in het SCIRT-project. Er moet een milieuvriendelijk recyclingproces voor gemengde vezels op industrieel niveau komen. En er moeten recyclebare ontwerp- en produktiepraktijken worden ontwikkeld.
Milieu-onvriendelijke recycling van textiel
Wat recycling zo complex maakt, is textiel dat uit twee of meer vezelmaterialen bestaat. De combinatie van verschillende vezels geeft textiel betere toepassingsmogelijkheden. Zo is het bijvoorbeeld slijtvaster of heeft het een beter draagconfort. Een van de meest voorkomende vezelmengsels is katoen met polyester. Het probleem met gemengde textielproducten is dat ze moeilijk te scheiden zijn bij recycling. De bestaande scheidingsprocédés zijn nog niet marktrijp. Het is de taak van Bartl en zijn collega’s om dit te veranderen. Zij willen een groen recyclingproces voor gemengde vezels op een industriële basis brengen. Het proces werd ontwikkeld samen met de Universität für Bodenkultur (BOKU) Wien en is gebaseerd op de werking van enzymen.
Ook interessant: Revolutie in recycling van plastics door enzymen
Dit proces maakt het mogelijk het polyester terug te winnen. Het enzym splitst de cellulose van het katoen in kleine moleculen en zet deze om in glucose. Dat kan verder worden verwerkt in bijvoorbeeld de chemische industrie. Wat overblijft zijn de polyestervezels. Deze worden gesmolten en verwerkt tot granulaat. Dat dient dan weer als basis voor nieuwe producten. De enzymen worden reeds op grote schaal industrieel verkregen. Bestaande processen kunnen ook worden gebruikt voor de hergranulatie van polyester. Bartl en zijn team gaan het proces optimaliseren en zo bruikbaar maken voor toepassing op grote schaal.
Andere ontwerpen en productiepraktijken
Een ander obstakel voor kosteneffectieve recycling zijn de traditionele ontwerp- en productiepraktijken. Voorbeelden hiervan zijn de metalen klinknagels en knopen op de zakken van jeans en de leren labels op de tailleband. Het verwijderen van het metaal en het leer is te duur. Daarom worden gewoonlijk alleen de broekspijpen gerecycled. Het bovenstuk van de broek wordt weggegooid.
In het project SCIRT wordt ernaar gestreefd oplossingen te vinden voor dit soort problemen. In een echte en duurzame kringloopeconomie zouden materialen die moeilijk of niet te recyclen zijn, überhaupt niet mogen worden geproduceerd. Ook dat moet in SCIRT worden bereikt. Bartl: “Samen met onze partners uit de industrie bepalen we aan welke criteria specifiek textiel moet voldoen. Vervolgens wijzigen wij dit textiel zodat het recyclebaar is. In ruil daarvoor kunnen we bereiken dat bepaalde vezelcombinaties niet meer worden gebruikt.”
Politieke maatregelen
Behalve de technische uitdagingen bij het recyclen van textiel, het er ook politiek het een en ander veranderen. De onderzoekers overleggen ook met de Europese Commissie over ondersteunende beleidsinstrumenten. Dit moet het mogelijk maken realistische en ambitieuzere doelstellingen vast te stellen, aldus Bartl. Een mogelijk milieubeleidsinstrument is de uitgebreide producentenverantwoordelijkheid (EPR). De EPT maakt fabrikanten verantwoordelijk voor het beheer van de fase na het gebruik van een product.
Deze verantwoordelijkheid wordt gecontroleerd door de vergoedingen die voor de op de markt gebrachte producten worden gevraagd. Voor producten die zijn ontworpen voor de circulaire economie gelden immers lagere tarieven. Op die manier kunnen stimulansen worden gecreëerd om het ontwerp stroomopwaarts te wijzigen. Aan het eind van het project moeten er zes recyclebare basiskledingstukken zijn; van ondergoed tot sportkleding tot uniformen. De kledingstukken moeten aan alle vereiste functies voldoen en voor een grote groep betaalbaar zijn.
Modetrends
Het is niet de bedoeling dat met de mogelijkheid om textiel goed te kunnen recyclen, de snelle wisselingen van de modetrends wordt gerechtvaardigd, zegt Bartl. “Het doel is juist om minder textiel op de markt te brengen dat ook langer wordt gebruikt.”
Volgens een Brits onderzoek valt 75 procent van het gebruikte textiel in de categorieën “niet mooi, niet gewild, niet passend”. Slechts 19 procent van het oude textiel wordt weggedaan omdat het daadwerkelijk kapot is. “Zelfs als je de levensduur van kleding aanzienlijk verlengt, zou je alleen die 19 procent kunnen aanpakken. Er is geen oplossing voor de 75 procent”, klaagt Bartl.
Dit is des te dramatischer omdat de snelle wisseling van assortimenten te grote voorraden oplevert die “verdwijnen” zodra de nieuwe artikelen binnenkomen. Tot 30 procent wordt verbrand voordat ze worden verkocht, aldus de onderzoeker. Dit is waar de verantwoordelijkheid van de consument in het spel komt. Daarom worden er op verschillende Europese locaties zogenoemde burgerlabs opgezet. Met behulp van een online participatieplatform wordt ook het consumptiegedrag worden onderzocht. Van belang zijn de percepties, motiveringen en emoties die de aankoop, het gebruik en de verwijdering van textiel bepalen.
Ook interessant: Doorbraak in de recycling van kleding met polyamide