Na veertien dagen lockdown is dan het moment gekomen dat het coronavirus mij volledig in zijn greep heeft. Niet zozeer fysiek. Ik voel me lichamelijk gewoon goed. Geen keelpijn, niet kortademig, van hoofdpijn geen last en ook geen gesnotter. Nee, Covid-19 heeft me geestelijk in haar macht. Het virus waart overal rond. Zelfs ‘s nachts in mijn dromen. Er gaat geen minuut van de dag meer voorbij of het is wel ergens. Heel dichtbij tot in mijn Madrileense huiskamer als we met de hele buurt applaudisseren voor de zorgsector. Of iets verder weg bij het zien van soms simpelweg niet te beschrijven leed. Terwijl dat laatste als correspondent in Spanje juist wel van mij wordt verwacht.
Het lachen is de Spanjaarden vergaan
In de eerste dagen van de Spaanse alarmfase was alles nog nieuw en zelfs een beetje spannend. Het was nog de tijd dat er grapjes over corona werden gemaakt. Humor is nu eenmaal uitermate geschikt om de angst te verdrijven. Maar na zevenduizend doden is bij de Spanjaarden het lachen wel vergaan. De ramp is vele malen groter dan vooraf werd voorzien. Of zoals een verpleegster mij toevertrouwde: dit is oorlog. En ik ben opeens verworden tot een soort oorlogsverslaggever in West-Europa. Met alles wat daar wel of niet bij hoort.
Ongewapend de strijd aangaan
Het medische personeel vormt zeker de frontlinie in het gevecht tegen het virus. In heel veel gevallen moeten ze zelfs ongewapend de strijd aangaan met de kans zelf ergens onderweg te sneuvelen. Want wie zonder afdoende beschermingsmateriaal als mondkapjes en handschoenen in een wirwar van besmette coronapatiënten zijn werk moet doen, wordt vroeg of laat zelf het slachtoffer. De cijfers liegen niet. Van alle bevestigde besmettingen is één op de tien zelf werkzaam in de zorg. Tientallen van hen lieten al het leven. Pas als de gezichten achter de getallen zichtbaar worden, dringt bij velen de ernst door.
Ontsnappen uit een horrorfilm
En in die fase zijn we aanbeland. Het aantal besmettingen lijkt ondanks de lockdown maar nauwelijks te verminderen en per dag laten honderden Spanjaarden het leven. In veel gevallen zonder dat ze afscheid hebben kunnen nemen van hun naasten. Uit de bejaardenhuizen worden dagelijks levenloze lichamen afgevoerd naar een schaatshal dat als noodmortuarium dienst doet. Een paar kilometer verderop vechten anderen in het beursgebouw, op de plek waar twee maanden geleden nog de vakantiebeurs werd gehouden, met duizenden tegelijk voor hun leven. Alsof ze moeten zien te ontsnappen uit een horrorfilm.
De Spaanse regering van premier Pedro Sánchez voert de komende weken nog strengere maatregelen door. Alleen ‘essentiële werkzaamheden’ mogen buitenshuis nog worden verricht in een poging het virus een halt toe te roepen. Naast het medisch personeel, de politie, het leger, schoonmakers en vakkenvullers worden journalisten ook tot de belangrijkste beroepen gerekend. Zo heb ik dan ook ‘het privilege’ om lopend, met de fiets of in de auto door de lege straten te gaan. Zoeken naar verhalen is niet nodig. Die zijn er in overvloed. Toch doe ik mijn werk om verschillende redenen vanaf een gepaste afstand. Al was het maar om zelf gezond te blijven.
Je ziet pas de ernst van de situatie als je er zelf inzit
Wie dat afzet tegen het werk dat verpleegsters dag en nacht verrichten zal het misschien als laf betitelen. Het zal wel. Maar op het kerkhof van Madrid liggen vele macho’s die bij andere oorlogen heldhaftig voorop gingen in de strijd. Ik probeer zo goed en kwaad als het kan te beschrijven wat er in Spanje gaande is zodat anderen er misschien iets van kunnen begrijpen. Als ik één ding van deze coronacrisis heb geleerd, dan is het wel dat de ernst van de situatie pas zichtbaar wordt als je er zelf middenin zit. En dan houdt het virus je zo in zijn greep dat je vrijwel aan niets anders meer kúnt denken. Ik weet het. Daar is weinig innovatiefs aan. Helaas.
Lees hier de eerdere columns van Koen Greven.