© IO
Author profile picture

Een ondernemende binnenstad, waar gaat dat eigenlijk over? “Het gaat niet over straten, het gaat niet over winkels het gaat ook niet om bestemmingsplannen. Het gaat om mensen en hoe we op een andere manier kunnen kijken wat ze nodig hebben.” Met deze boodschap opende Nienke Meijer, voorzitter college van bestuur Fontys Hogescholen, het startcongres over de ‘Ondernemende Binnenstad’. Het vormde de opmaat voor een tweejarig onderzoek binnen het Lectoraat Brainport van Fontys Hogeschool Management Economie en Recht.

Meijer deed zelf een minionderzoek bij haar puberdames van 14 en 17. Ze vroeg hen waar ze bij het thema binnenstad aan dachten. “Het antwoord was ‘SJOPPEN’ en dat is niet hetzelfde als winkelen. Het is vooral naar de stad gaan, gezelligheid, leuke dingen met vriendinnen doen. Hun grootste ergernis is dan ook een lege etalage. Want een groot gedeelte van de lol is gewoon zien en kijken wat er om je heen gebeurt.”

De naam ‘Ondernemende binnenstad’ is ontstaan nadat dat sommige steden begonnen aan te geven een soort Efteling te willen worden, vertelt Cees-Jan Pen, lector Brainport. “En dat is niet wat we willen. Wat we wel willen is de stad runnen zoals een Efteling. We moeten af van het loket ‘gemakkelijke oplossingen’, zoals gratis parkeren, gratis wifi en bloembakken. Het gaat veel meer om structurele zaken, we moeten praten over fondsvorming, over slopen en nieuwe bestuursvormen. Want als je de binnenstad als zo’n Efteling runt dan moet er ook een BV achter zitten, of tenminste toch een board. Dat is waar we het met elkaar over moeten gaan hebben. En als je dan zo’n board hebt, hoe ga je dat dan financieren?”

DSC_0485Het gaat volgens Pen ook om keuzes maken. “De tijd van en een woonboulevard en een aanloopstraat en wijkcentra en een dynamische binnenstad is wel voorbij. Het moet geconcentreerder.” Daarom vindt hij het jammer dat het nog niet gelukt is om genoeg raadsleden bij dit startcongres aanwezig te laten zijn. “Zij moeten keuzes gaan maken. Maar hoe neem je ze mee om die keuzes te kunnen maken?”

Ook ontbreken de ondernemers en pandeigenaren uit de binnenstad nog te vaak bij discussies over de ondernemende binnenstad, vindt Pen. Hen bewustmaken van het belang dat het anders moet, wordt hoe dan ook een thema binnen het onderzoek. Over twee jaar, als het project tegen zijn einde loopt, wil Pen met meer wetenschappelijk onderbouwde en concrete oplossingen komen. “Vaak gaat de discussie over leegstand en dat het zo slecht in de retail gaat. Ik wil de discussie naar een hoger en inhoudelijker niveau brengen waarin we het niet hebben over de losse brokken maar over het geheel. We brengen publieke en private organisaties samen met onderzoekers om gezamenlijk bezig te gaan met binnensteden in Brabant. Samen innoveren en laten zien dat het ook anders kan.”

DSC_0501Ook studenten krijgen een rol in het onderzoek. Dat leidde al tot een eerste verkenning van de gastvrijheid van de Eindhovense binnenstad. 25 studenten van de minor Marketing + Communicatie gingen hiermee aan de slag. Uit de vijf onderzoeksrapporten die dit opleverde, maken de opdrachtgevers, gemeente Eindhoven en marketingorganisatie Eindhoven247, een city-index voor gastvrijheid. Opdrachtgever Erik van Gerwen van Eindhoven247, prijst de samenwerking met studenten: “Waar wij geneigd zijn om niet verder te kijken dan vragenlijsten, komen zij met hele slimme andere methoden. Dit smaakt zeker naar meer.”

“Opvallend was dat inwoners van Eindhoven de binnenstad veel groener vinden dan bezoekers en dat er nog winst te behalen is bij de vriendelijkheid van het winkelpersoneel”, vertelt Kajal Sarjoe, derdejaarsstudente commerciële economie. Centraal in het onderzoek stond het meetinstrument dat Van Gerwen wil gebruiken voor de bewustwording. “Het zou mooi zijn als we volgend jaar de resultaten echt met hoteliers, horeca en retailers bespreken en discussiëren hoe het anders kan.”

Dat is ook wat Pen voor ogen heeft: “We moeten elkaar uitdagen om te komen tot professionele organisatiekracht van de binnenstad en daardoor ook tot substantiële fondsenvorming.”