Author profile picture

Stress-trackers zorgen er inderdaad voor dat we stress-bewuster worden, maar we geloven hem amper en vertouwen liever op ons eigen gevoel. Voor haar promotieonderzoek “Quantified stress: toward data-driven stress awareness” bekeek Els Kersten of de feedback die een stress-tracker geeft, ons helpt bewuster te worden van stress. Vandaag – 3 april – promoveert ze op dit onderzoek aan de TU/e.

Steeds vaker zien we ‘Big Data’ (veel informatie verzamelen om slimme inzichten en voorspellingen te doen) ook toegepast in de persoonlijke sfeer: stappen- en calorieëntellers, meters van slaapkwaliteit en hartslag. Met apps en slimme polsbandjes kunnen we alles bijhouden wat we willen. ‘Self-tracking’ heet dat. In haar onderzoek hield Kersten een relatief nieuwe mogelijkheid van self-tracking tegen het licht: de stress-tracker.

“In het onderzoek liet ik circa 120 mensen een reeks taken van uiteenlopende moeilijkheidsgraad doen, op een computer. De helft van de deelnemers kreeg op het beeldscherm continu ook hun hartslaggrafiek te zien, de andere helft niet. Bij elke opgave moesten ze aangeven hoeveel stress ze hadden ervaren. De inschattingen die mensen zelf maakten van hun stress kwam bij de groep met hartslag in beeld inderdaad meer in lijn te liggen met wat er in hun lijf gebeurde, dan bij de groep die deze informatie niet kreeg.”

Maar in een vervolgonderzoek bleek dat bijna exact hetzelfde effect kon worden bereikt met nep-feedback. De helft van de deelnemers kreeg hier een grafiek te zien die niet hun eigen hartslag toonde. De groep met grafiek ging ook hier betere inschattingen maken dan de groep zonder. Kersten: “Dit verrassende effect geeft aan dat het niet zozeer de informatie in de feedback is die ons bewuster maakt, maar eerder het feit dat we door die feedback worden aangespoord beter naar ons eigen lichaam te luisteren.”

Daarnaast onderzocht Kersten in hoeverre feedback leidt tot inzichten over stress, zoals erachter komen wat stress-verhogende activiteiten zijn en wat je kan doen om stress te verminderen. “Dat vereist dat we onze tracker vertrouwen, dat we geloven dat die tracker echt weet hoe gestresst je bent – en dat zelfs beter weet dan jij zelf. Uit mijn onderzoek blijkt dat mensen de neiging hebben toch gewoon zichzelf te geloven. Zo’n 120 deelnemers kregen hiertoe bij het doen van opgaven weer een grafiek te zien, met soms juiste en soms onjuiste informatie. Het bleek dat de deelnemers bij de beoordeling van hun stress-niveau veel meer vertrouwen op hun eigen oordeel dan op de aangereikte informatie.”

Een soortgelijk resultaat kwam naar voren uit een veldstudie waarbij 27 mensen 3 weken lang een stress-tracker mee kregen. Veel deelnemers lieten weten dat ze de stress-niveaus die het apparaat toonde, niet vertrouwden. Ook vonden ze de informatie van het apparaat en de eraan bestede tijd vaak niet zinvol. Het overgrote deel van de deelnemers maakte de drie weken dan ook niet vol. De groep die de periode wel afmaakte, gaf aan dit te doen uit plichtsbesef.

Dit onderzoek toont volgens Kersten aan de ene kant aan dat stress-tracking voor stress waardevol kan zijn: “Door blootgesteld te worden aan feedback over stress worden we aangezet tot zelfreflectie en beter luisteren naar ons lijf. Aan de andere kant benadrukken de resultaten hoe belangrijk het is om niet zomaar aan te nemen dat meten gelijk staat aan weten. Beide inzichten dragen bij aan een beter begrip van hoe we technologie in kunnen zetten om mensen te helpen om te gaan met stress.”