© Microtoerisme, Wikimedia Commons
Author profile picture

Door Paul van Gerven, redacteur van Bits&Chips en coauteur van het boek ‘Natlab – Kraamkamer van ASML, NXP en de cd’

We hoeven geen revolutionaire doorbraken meer uit Nederland te verwachten – dat heb ik inderdaad tegen het Financieele Dagblad gezegd. Dit tot chagrijn van Hightechxl-boegbeeld Guus Frericks, die vindt dat het innovatieve vermogen van Nederland helemaal op punt is. Maar wat is een revolutionaire doorbraak? Daar lijken Frericks en ik verschillend over te denken.

natlab boekGeen van de voorbeelden die Frericks in zijn artikel aanhaalt, zou ik als revolutionaire doorbraak willen bestempelen. Om te beginnen omdat ze commercieel nog weinig voorstellen. Ambtenaren van de Europese Commissie bepalen niet welke technologie een succes wordt, en al helemaal niet wie daar de vruchten van plukt. De handschoen van Manus en de elektrische deelauto Amber One: hartstikke leuk en vooral mee doorgaan, maar een doorbraak? Nee, nog niet. Als voorbeeld van een succesvol open-innovatie-initiatief had ik eerder de Phenom-tafelmicroscoop genoemd – en niet alleen omdat daarin Natlab-wortels zijn te herkennen.

Met de lijstjes die Frericks aanhaalt, heb ik ook weinig. Eindhoven de meest innovatieve stad? Ja, omdat er de meeste patenten per inwoner worden geschreven. Stuur alle laagopgeleiden weg en je hebt een nog betere score.

Maar de matig verhulde marketing van Frericks is niet eens mijn voornaamste bezwaar; dat hoort er ook bij en dient een sympathiek doel. Voor mij is het punt dat doorbraken een researchaangelegenheid zijn. De doorbraak die past bij de geïntegreerde fotonica is de uitvinding van de laser in 1960. Nog vele uitvindingen moesten volgen voordat er ook maar aan een fotonicaproduct gedacht kon worden. Ook de handschoen van Manus en de elektrische deelauto Amber One zijn het resultaat van een lange reeks doorbraken, vele lang geleden en vele niet Nederlands.

Als over dertig jaar een bedrijf de eerste kankerbehandeling lanceert op basis van moleculaire machines, dan moeten we in de eerste plaats onze kersverse Nobelprijswinnaar Ben Feringa bedanken. Vervolgens de vele onderzoekers die op zijn werk hebben voortgebouwd. En dan pas het bedrijf dat de laatste stap naar de markt heeft gezet.

Frericks hijst de bedrijven echter al op het schild voordat ze überhaupt een impact hebben gemaakt. Het decennialange onderzoekswerk waarop ze bouwen, vergeet hij voor het gemak. Hij past daarmee overigens uitstekend in de tijdgeest, waar innovatie het domein van het bedrijfsleven is en het publieke domein dat dient te faciliteren.

Bij het schrijven van het Natlab-boek heb ik geleerd dat innovatie een langgerekte keten is waarin alle schakels goed dienen te functioneren. Het Natlab heeft laten zien dat toepassingsgerichtheid hoogwaardig onderzoek beslist niet in de weg staat. Maar dat het minstens zo belangrijk is om het vat met potentiële innovaties gevuld te houden, wisten ze daar ook als geen ander. De commercie bij Philips kon hoog of laag springen, dat deed het onafhankelijk opererende lab gewoon. Het was deze combinatie van korte- en langetermijnonderzoek in elkaars nabijheid die het Natlab zo succesvol maakte. En waaraan een groot deel van de Brainport en vele bedrijven daarbuiten nog altijd schatplichtig zijn – voorlopig zie ik daarin nog geen verandering komen.

Na de teloorgang van industriële laboratoria als het Natlab worden academici geacht hun taken over te nemen. Daar ben ik voor: bedrijfsleven en wetenschap profiteren daar beide van. Maar het mag niet ten koste gaan van de oorspronkelijke missie van universiteiten. Dat begrijpen ze bijna overal, van de Verenigde Staten tot China, maar het Nederland van de eenentwintigste eeuw niet. Zelfs de Nederlandse werkgevers vinden dat de basis na jaren schaven en schuiven wel erg schraal is geworden. Daar willen zij een groot deel van het miljard naartoe dirigeren waar zij samen met universiteiten bij de overheid om vragen.

Het is in deze context dat ik tegen het FD zei dat de doorbraken uit het buitenland zullen komen. Nederland begint zijn zaakjes aan de toepassingskant – de ‘planbare’ innovatie – aardig op orde te krijgen, maar de zoektocht naar het onverwachte is ondergesneeuwd.