Author profile picture

IO-columnist Eveline van Zeeland legde haarfijn uit hoe het komt dat creativiteit in het onderwijs wordt doodgeknuppeld. Studenten krijgen weinig ruimte om zelf een stappenplan te bedenken, maar krijgen een voorgekookte handleiding. Docenten herkennen de creatieve denkers niet en werken met afvinklijsten waar studenten aan moeten voldoen. Originele ideeën of toegevoegde waarde worden hierbij niet beloond, schreef Van Zeeland afgelopen week.

Hoogleraar onderwijspsychologie en motivatie-onderzoeker Rob Martens verbonden aan de Open Universiteit kan zich hier helemaal in vinden en spreekt zelfs van een motivatiecrisis in het onderwijs. “We hebben een flink probleem. Nederlandse middelbare scholieren behoren tot de slechtst gemotiveerde leerlingen van de wereld.”

Bovendien komen kinderen in het huidige onderwijs niet altijd op de juiste plek terecht. Ze presteren onder hun niveau, wisselen van studie of vallen helemaal uit. Talent blijft onbenut. Zonde, volgens Martens. “Niet alleen voor deze mensen zelf, maar ook voor de belastingbetaler. Je kunt natuurlijk nooit precies doorrekenen wat dit kost, maar je kunt je voorstellen dat iemand die gemotiveerd is, sneller leert. Ook blijven zitten, wisselen van studie en uitval zijn kostenposten. Alleen al om deze redenen denk ik dat het onderwijs aan verandering toe is.”

Onderwijs kan leren van de natuur

Als onderwijspsycholoog is hij veel bezig met de vraag wat studenten motiveert en hoe leren werkt. Nederland is wat hem betreft doorgeslagen in het toetsen. Er ligt te veel nadruk op CITO-toetsen en schoolexamens. Dat zorgt voor extra druk en bovendien zijn leerlingen alleen nog maar bezig met of ‘iets meeteelt’. “Kinderen maken op hun elfde de Citotoets die het verdere verloop van hun schoolcarrière bepaalt. Daar wordt te veel nadruk op gelegd. Ze willen alleen nog weten voor hoeveel procent iets meetelt. Ze hebben geen autonomie en zien school als een verplichting. Terwijl wetenschappers al heel lang weten dat je het best gemotiveerd bent als je werkt aan iets dat je interesseert en waar je zelf iets over te zeggen hebt.”

De randvoorwaarden van het onderwijs kloppen niet, vindt Martens. Hij vergelijkt het met de natuur. “Iedere bioloog zal je vertellen dat intelligente dieren spelen tijdens hun jeugd. Dat doen ze niet alleen omdat het leuk is, maar ook om van te leren. In hun spel zoeken ze grenzen op. Ze leren vertrouwen op hun eigen kunnen. Het is een veilige omgeving waarin ze kunnen oefenen voor de jacht, zonder dat het consequenties heeft. Voor kinderen geldt hetzelfde.”

Martens zucht: “Maar waar zeggen we tegen kinderen dat het leven geen speelpaleis is? In het onderwijs. Terwijl kinderen in een spelsituatie dingen leren waar ze niet op getoetst worden, omgaan met teleurstellingen of grenzen aangeven. Spel zet aan tot creativiteit, experimenteren en nadenken. Binnen een spel hoef je je geen zorgen te maken dat je een onvoldoende krijgt, of moet blijven zitten. Je kunt jezelf erin verliezen. Denk maar aan een spannende serie kijken op Netflix. Dan wil je weten wie het heeft gedaan, toch?”

Dwingen heeft weinig zin

Volgens Martens vertelt het onderwijs je al in de eerste minuut van de eerste aflevering precies hoe de komende zes seizoenen eruit zien. “De verwondering is weg, want je weet al wat er gebeurt. We willen zien dat kinderen net zo opgaan in hun schoolwerk als in gamen, maar dat kun je niet afdwingen. Dat is precies waarom literatuur zo wordt gehaat: het is verplicht.”

Lubach slaat volgens Martens de spijker op z’n kop.

Iedereen heeft wel een beeld bij een ongeïnteresseerde Havo-4 scholier, zo’n persoon die er geen ‘ene reet aanvindt’. Voor zijn boek ‘We moeten spelen’ sprak Martens veel met dit soort types. “Een van die jongens bouwde in zijn vrije tijd een op afstand bestuurbare duikboot. Hij gebruikte oude onderdelen, sensoren en een camera. Het hele ding knutselde hij zelf in elkaar. Van die interesse kun je in het onderwijs gebruik maken. Je kunt het hele wiskunde- en natuurkundecurriculum ophangen aan het bouwen van zo’n duikboot.”

Martens ziet het helemaal voor zich: “Onderwijs op maat, waar leerlingen zelf hun interesses volgen en daar een vakkenpakket omheen bouwen. Waarom zou hun slechtste vak het niveau moeten bepalen? Dit is een denkfout in het onderwijs.” Ook het verschil tussen hand- en denkwerk zou anders moeten volgens hem. “Waarom is het een minder dan het ander? Juist door maakvakken te mengen met algemene kennisvakken, stimuleer je nieuwsgierigheid en creativiteit.”

Geschiedenis is meer dan jaartallen opdreunen

In San Diego, Amerika zag Martens met eigen ogen hoe leerlingen van High Tech High hun eigen project rond de Tweede Wereldoorlog opzetten. “Vanuit hun eigen interesse wilden ze weten wie Anne Frank had verraden. Zo leerden ze denken als historici, zonder feitjes en jaartallen uit hun hoofd te stampen. Niet alleen de kennis zelf is belangrijk, maar ook de weg hiernaartoe is leerzaam.”

Ook in Nederland is de gedachte om kinderen meer vrijheid en zelfstandigheid te geven niet nieuw. Dalton, Montessori -en Vrije scholen bestaan al decennia. Op hbo-instellingen en universiteiten werken steeds meer studenten challenge based. Hierbij verzamelen ze zelf de kennis en vaardigheden die nodig zijn om een probleem op de lossen. “Het vraagt leraren die meer oog hebben voor de interesses van kinderen. Ze moeten bereid zijn allerlei soorten vragen te krijgen en hebben veel meer een coachende rol. Je merkt dat vooral jongere leraren hier heel erg open voor staan.”

Veredelde speeltuinen?

Dat het ook anders kan, hebben we in Nederland al eens gezien. In 2002 opende Iederwijs, een onderwijsstroom waar kinderen zelf beslisten hoe hun lesprogramma eruit zag en hoe ze dit invulden. “Onder druk van de media moesten de scholen sluiten, het zouden veredelde speeltuinen zijn. In het boek ‘De gelukkige school‘ trekt Astrid Schutte een andere conclusie. Promovendi op Cambridge, IT-specialisten en andere voorbeelden die goed terecht zijn gekomen en veel hebben gehad aan deze onderwijsvorm.”

“Het mooie hieraan is dat deze denkwijze steeds meer terugkomt. Neem bijvoorbeeld Agora-onderwijs waar kinderen vanuit vertrouwen, plezier en vrijheid werken aan uitdagingen die hun interesse hebben.”