Author profile picture

Autistische kinderen die tweetalig zijn opgevoed, kunnen bepaalde cognitieve functies die soms anders werken dan bij typisch-ontwikkelende kinderen compenseren dankzij deze tweetaligheid, blijkt uit internationaal onderzoek. In het best gelezen artikel van afgelopen week viel te lezen dat tweetalige kinderen met autisme niet alleen beter scoren op executieve functies als aandacht en inhibitie (iets onderdrukken), maar ook op inlevingsvermogen en empathie. De zogenaamde theory of mind.

Nu geven ouders in tweetalige gezinnen met een autistisch kind vaak nog één van de twee talen op, uit angst het leerproces van hun kind negatief te beïnvloeden. Het internationale onderzoek toont aan dat deze angst niet nodig is. Maar leidt dit tot nieuwe inzichten of behandelingen? En wat kunnen autistische kinderen die niet uit een tweetalig gezin komen, aan dit onderzoek hebben?

Allereerst, hoe komt het dat een tweetalige opvoeding goed uit lijkt te pakken bij autistische kinderen? Hiervoor bellen we met Jeannette Schaeffer, hoogleraar taalverwerving aan de Universiteit van Amsterdam. “Wat je vaak ziet bij kinderen met autisme is dat ze informatie anders verwerken en hierdoor vaak lager scoren op uitvoerende functies, zoals aandacht en inhibitie. Ook lijken ze zich minder makkelijk in iemand anders te kunnen verplaatsen. Hoe dat precies komt weten we nog niet zo goed”, begint ze haar uitleg.

Theory of mind

Maar waar de wetenschappers nu wel achter zijn, is hoe tweetaligheid kinderen kan helpen: “De kinderen in dit onderzoek komen dagelijks in aanraking met zowel Grieks als Albanees. Ze moeten constant de aandrang onderdrukken om een van de twee talen te spreken. Ze trainen hiermee de executieve functie inhibitie. Dat tweetaligheid zorgt voor een verbetering in uitvoerende functies zien we ook terug bij mensen met een ‘standaard’ werkend brein.”

Hoe het precies komt dat tweetaligheid zorgt voor verbeterde theory of mind-functies bij autistische kinderen, durft Schaeffer niet met zekerheid te zeggen. Er is volgens haar nog te weinig onderzoek naar gedaan. Maar ze beredeneert dat dit te maken kan hebben met inhibitie. “Om je te verplaatsen in iemand anders moet je soms je eigen perspectief onderdrukken. Dat deze kinderen onbewust getraind zijn in het onderdrukken van een tweede taal, kan van invloed zijn bij de theory of mind. Het onderdrukken van een tweede taal traint hun inhibitievermogen. Dit zou weer kunnen helpen bij het tijdelijk uitschakelen van hun eigen perspectief. Het zijn twee verschillende dingen, maar lijken toch gerelateerd aan elkaar”, aldus Schaeffer.

Niet langer één taal voor autistische kinderen in tweetalige gezinnen?

Gaan deze resultaten ervoor zorgen dat autistische kinderen in tweetalige gezinnen, voortaan ook tweetalig worden opgevoed? “Binnen de taalwetenschap is consensus over de mogelijke cognitieve voordelen. In Israël waar veel Russische migranten wonen is hier onderzoek naar gedaan en ook in andere landen is al vaker aangetoond dat tweetaligheid juist een voordeel kan zijn voor autistische kinderen. Dit onderzoek draagt hier alleen maar aan bij, zeker ook omdat de onderzoeksgroep relatief groot is. Maar op veel scholen en bij behandelaars heerst nog steeds de mythe dat twee talen leren te moeilijk zou zijn. Zeker voor kinderen met autisme.”

Die mythe moet volgens de hoogleraar eerst de wereld uit. “Op veel plekken denken mensen nog steeds dat je het autistische kinderen vooral niet te moeilijk mag maken. Begeleiders of ouders zijn bang dat een tweede taal negatief uitpakt op de taalontwikkeling. Dit beeld ontstond al voordat er überhaupt taalwetenschappelijk onderzoek werd gedaan op dit gebied. Terwijl we nu al vele jaren weten dat tweetaligheid juist veel voordelen heeft. Bovendien is het voor jonge kinderen vrij gemakkelijk om een tweede taal te leren en hier – op kleine foutjes na – moeiteloos tussen te schakelen, ook voor autistische kinderen. Door dit soort onderzoeken hoop ik dat dit inzicht ook in de praktijk terecht komt”, vertelt Schaeffer.

Tweetaligheid is cadeautje

Zelf ziet ze wel iets in een tweetalig onderwijsprogramma, waar kinderen – autistisch of niet – al op vroege leeftijd in aanraking komen met een tweede taal. “Als taalwetenschapper kan ik alleen maar zeggen dat een tweede taal een van de mooiste dingen is om mee te geven op zeer jonge leeftijd. Het is echt een cadeautje. De UvA onderzoekt momenteel het effect van de Early Bird-kinderdagverblijven in Rotterdam. Deze kinderen zijn al vroeg in aanraking gekomen met Engels en hun schoolprestaties in het Nederlands worden nu gemonitord. De voorlopige conclusie: ze doen het net zo goed als hun leeftijdsgenoten, maar ze spreken al wel Engels vanaf hun tweede of derde.”

Hoe enthousiast Schaeffer ook over dit soort initiatieven is, er moet wel meer onderzoek komen voordat ze algemeen worden ingevoerd. Zeker als het gaat over autistische kinderen. “Dat er geen negatief verband gevonden is, wil niet zeggen dat het er niet is. Je hebt binnen autisme veel diversiteit op verschillende dimensies. 30 procent van de autisten praat niet of nauwelijks bijvoorbeeld. Ook intelligentie en autistische kenmerken spelen mee. Je kunt niet zeggen dat als iemand veel autistische kenmerken heeft, deze persoon automatisch slecht met taal is of een lage intelligentie heeft. Het hele autisme spectrum moet onderzocht worden, inclusief de kinderen met een lagere intelligentie en minimale taalproductie. Dit maakt onderzoek complex.”

Niet alles veralgemeniseren

Emeritus hoogleraar kinder- en jeugdpsychiatrie Rutger Jan van der Gaag denkt daarom ook dat dit internationale onderzoek – hoe goed het ook uitgevoerd is – weinig zal veranderen aan de praktijk. “Het ondersteunt hooguit wat we al weten. Namelijk dat hersenstimulatie, zoals dat ook bij muziektherapie, intensieve gedragstherapie en ook tweetaligheid gebeurt, autistische kinderen in hun ontwikkeling kan helpen. Bovendien is tweetaligheid niet iets wat je kunstmatig kunt bewerkstelligen. Je wordt in zo’n gezin geboren of niet.”

Van der Gaag wil waarschuwen dat we niet bij ieder onderzoek denken dé oplossing gevonden te hebben. “Ik begrijp het ook wel, we hopen dat er iets gedaan kan worden. Maar tegelijkertijd moeten we hier geweldig mee uitkijken. In een studie worden vaak dingen beschreven die voor een aantal kinderen werken, maar dat wordt te snel veralgemeniseerd.”