algorithmic transparancy © Open Access Government
Author profile picture
Waarom we over dit onderwerp schrijven:

Transparantie in algoritmen is soms ver te zoeken. We hebben geen idee wat bepaalde apps of platforms van ons weten, laat staan hoe ze ons verleiden. De Europese Commissie komt daarom met een nieuw team dat daar op gaat toezien.

De Europese Unie is hard op zoek naar 20 IT-experts. Kennis van programmeertalen, Kunstmatige Intelligentie, internetbeveiliging en het gebruik van online algoritmes is een vereiste. Net als een warm gevoel bij de visie van de Europese Unie dat een open en eerlijk internet een basisbehoefte is voor de Europese burgers. Standplaats is dit keer niet het grauwe Brussel, maar het Zuid-Spaanse Sevilla.

In die plaats komt namelijk een gloednieuw kenniscentrum van de Europese Commissie: het European Centre for Algorithmic Transparency (ECAT). In totaal gaan daar 30 digitale experts werken waarvan er al 10 zijn aangenomen. Zij moeten, in samenwerking met externe wetenschappers, de kennis leveren die toezichthoudende ambtenaren in Brussel nodig hebben om internetbedrijven die over de schreef gaan op de vingers te tikken.

De oprichting van het expertisecentrum is het gevolg van twee nieuwe wetten die deze week van kracht zijn geworden: De Digital Services Act en de Digital Markets Act. Samen zijn die bedoeld om, in de woorden van de Europese Commissie, ‘zeker te stellen dat Europeanen veiliger door de digitale wereld kunnen navigeren’.

De markt-wet moet ervoor zorgen dat grote internetbedrijven (de Commissie noemt die ‘de poortwachters’) hun macht niet kunnen misbruiken om de online markt in hun eigen voordeel te manipuleren. Zo hoopt de Europese politiek te garanderen dat bedrijven die online diensten aanbieden op gelijke voet toegang hebben tot de dominante platforms.

Toezicht nodig op gebruik algoritmes

De diensten-wet doet iets soortgelijks en is bedoeld om het aanbod van online content te reguleren. De wet legt als kernwaarde vast dat wat in de offline-wereld verboden is, ook online illegaal is. Dat betekent bijvoorbeeld dat marktmanipulatie niet is toegestaan. 

De Europese Unie is er bezorgd over dat de in het hart van zo’n ongeveer alle online platforms en zoekmachines automatische algoritmes de besluiten nemen. Niet wijzelf, maar computerprogramma’s bepalen in toenemende mate welke filmpjes we te zien krijgen, welke muziek we luisteren en welke nieuwsberichten we lezen. 

Algoritmes hebben daarmee een grote invloed op het dagelijks leven. Dat is volgens de Europese politiek lang niet altijd een probleem, maar vaak ook wel. Met de nieuwe wetgeving is er voor grote online-platforms de verplichting gekomen om hun algoritmes te testen op eventuele ‘systeemrisico’s’. 

Als een tiener met liefdesverdriet, bijvoorbeeld, een paar zielige filmpjes bekijkt en daarna door het algoritme alleen nog maar gevoed wordt met meer treurigheid, dan kan liefdesverdriet omslaan in depressie. In Brussels jargon heten dit soort situaties: ervoor zorgen dat kwetsbare gebruikers niet in contact komen met schadelijke content.

Ook het feit dat in politieke discussies mensen elkaar steeds minder lijken te begrijpen, wordt geweten aan algoritmes. Elke kant van een conflict, of het nu gaat om coronamaatregelen, de oorlog in Oekraïne of het nut van nog een presidentschap van Donald Trump, leeft daardoor in zijn eigen wereld (of internet-bubbel). Ongemerkt wordt zo door computerprogramma’s van commerciële bedrijven het politieke bewustzijn van mensen gemanipuleerd.

Met de Digital Service Act in de hand, wil de Europese Commissie de strijd aanbinden met kwaadwillende algoritmes. De functionarissen hebben het recht bij een verdenking dat een platform over de schreef gaat om de software die gebruikt wordt op te vragen om die te bestuderen. 

Dat onderzoek is dus het werk van de 30 IT-experts in overheidsdienst. Zij moeten het bewijs aanleveren dat de handhavers nodig hebben om boetes uit te kunnen delen.

Dat het wel eens lastig kan zijn om in deze krappe arbeidsmarkt een twintigtal IT-experts te vinden, ziet de Europese Commissie niet. Het gaat immers om banen met ‘hoge maatschappelijke relevantie’, zegt een Commissie official.