Author profile picture

Decennia lang was er één hoofdgraadmeter die vertelde hoe landen ervoor staan: het Bruto Binnenlands Product – en de groei daarvan. Maar wat we verdienen, zegt niet veel over hoe gezond we zijn of over hoe we delfstoffen uitputten. Jan-Pieter Smits, hoogleraar aan de TU Eindhoven en senior statistisch onderzoeker bij CBS, is de geestelijk vader van een nieuw meetinstrument dat beleidsmakers beter inzicht geeft in hoe de maatschappij ervoor staat. Daaruit blijkt onder meer dat de Nederlandse rijkdom vanaf de jaren zeventig uit de is pas gaan lopen met onze ‘brede welvaart’. Smits, hoogleraar Quantification of Sustainability, sprak onlangs zijn intreerede uit aan de TU Eindhoven.

Het inzicht dat economische groei als kompas voor overheidsbeleid op termijn funest is, wordt steeds breder gedragen. “Er is een groeiende ontevredenheid in de samenleving. De maatschappij wil iets anders”, stelt statistisch onderzoeker Jan-Pieter Smits. Hij werkt al sinds de jaren negentig aan een opgave van epische omvang: ‘een nieuw kompas’ voor overheidsbeleid wereldwijd. Op verzoek van de Verenigde Naties, de Europese Commissie en de OESO ontwikkelde hij samen met een groot team een nieuw model, dat inmiddels de goedkeuring heeft van de statistische bureaus van 65 landen. En in Nederland wordt een rapport gebaseerd op dit meetsysteem zelfs besproken in de Tweede Kamer.

Professor Jan-Pieter Smits

Foto: Rob Stork

Volgens Smits hebben we te maken met een ‘welvaarts-paradox’: we worden steeds rijker, maar niet tevredener. Dit wordt geïllustreerd in een boek dat hij schreef met Harry Lintsen, Frank Veraart en John Grin dat binnenkort verschijnt. Daarin staat een analyse van de brede welvaart van Nederland, gemeten vanaf het jaar 1850. Ze gebruikten daarvoor vijftien indicatoren en brachten die samen tot één indicator. Die zetten ze vervolgens af tegen de ontwikkeling van het bruto binnenlands product per hoofd van de bevolking. De resulterende grafiek laat zien dat rijkdom en welvaart tot 1950 min of meer hand in hand gingen – de welvaart liep een klein beetje voorop. Maar daarna versnelde de economische groei stevig, terwijl de brede welvaart daar bij achter bleef.

Het model dat Smits met zijn collega’s ontwikkelde heeft zo’n honderd indicatoren om te meten hoe we het nu hebben, of we genoeg overlaten voor de volgende generatie, en of we geen buitensporig beslag leggen op bronnen in andere landen – vaak de derde wereld. Een voorbeeld van een indicator is het percentage mensen met obesitas, als maat voor de voedingskwaliteit. De levensverwachting, als maat voor de gezondheid. Het opleidingsniveau, als maat voor ‘het menselijk kapitaal’ van een land. Het model van Smits kijkt daarbij niet alleen naar de landelijke gemiddelden, maar ook hoe de welvaart is verdeeld over de samenleving. Hoe sterk lopen de inkomens bijvoorbeeld uiteen, krijgen vrouwen net zoveel opleiding als mannen, en zitten ze net zo vaak in het parlement?

Een belangrijke randvoorwaarde bij de keuze van de indicatoren is dat ze universeel zijn. Smits: “Je ziet nu nog vaak dat duurzaamheidsbeleid een politiek speeltje is, dat telkens wordt aangepast wanneer er een nieuwe regering komt. We willen daarom een model dat robuust is, een model dat boven de politiek staat”. En bovendien moeten de indicatoren niet afhankelijk zijn van land of cultuur, zodat ze overal ‘meten wat ertoe doet’.

De toepassing van het model leverde al interessante nieuwe inzichten op. Zo blijkt bijvoorbeeld dat de wereldwijde CO2-uitstoot al in 1969 boven de norm kwam die in 2015 is vastgelegd in het Akkoord van Parijs. Ook blijkt uit de analyses dat landen die koloniën hadden, vaak nog een bovenmatig beslag doen op grondstoffen uit ontwikkelingslanden, met Nederland en Portugal voorop.

Hoewel er al een uitgewerkt model ligt, zijn er nog veel vraagstukken over waar Smits als hoogleraar zijn tanden in wil zetten. Een daarvan is de vraag hoe je de waarde van natuur en dieren meet, zonder alleen te kijken naar de economische waarde. Ook is er grote behoefte aan een indicator die waarschuwt voor zeepbellen in de financiële sector, omdat die bij herhaling recessies veroorzaken.

Bron: persbericht TU/e