Author profile picture

Slimme technologie introduceren op buurtniveau lijkt een beetje op het aangaan van een huwelijk: je moet er van tevoren goed over nadenken, want je gaat de relatie aan voor langere tijd. Aldus Tsjalling Swierstra, hoogleraar Techniekfilosofie (Universiteit Maastricht), die in dit essay enkele problemen omschrijft om rekening mee te houden bij het ontwerpen van nieuwe ‘socio-technische systemen’. Het artikel is onderdeel van de reeks “De Staat van Eindhoven”, een initiatief van Het Nieuwe Instituut. Het wordt gelijktijdig gepubliceerd op E52 en Het Nieuwe Instituut.

Door Tsjalling Swierstra

De woorden ‘smart’ en ‘slim’ verwijzen tegenwoordig vaak naar digitale oplossingen voor sociale problemen. Dat is jammer, omdat je zo gemakkelijk vergeet dat oplossingen zonder geavanceerde techniek misschien ook wel slim, of zelfs slimmer, kunnen zijn. Is het echt handiger om pakjes te laten bezorgen door een drone dan door een fietskoerier? Ja, misschien wel in een Amerikaanse stad, maar misschien niet in Eindhoven waar heel goede fietspaden zijn. Kortom, we moeten ervoor zorgen dat we ons niet door woorden als smart of slim wijs laten maken dat problemen altijd opgelost moeten worden met meer digitalisering. Zo’n tunnelvisie leidt juist tot problemen.

Dat gezegd hebbende: er zijn weinig deskundigen die twijfelen dat de stad van de nabije toekomst steeds meer gebruik zal gaan maken van zogeheten cyber-physical systems. Zulke systemen bestaan uit een combinatie van sensoren, computers, en apparaten zoals auto’s, robots, drones of ijskasten. Een mooi voorbeeld van zo’n systeem is een sensor in de afvalbak die wanneer hij vol is een seintje geeft aan de computer, die vervolgens aan de afvalwagen doorgeeft wat de slimste route door de stad is. Omdat de stad van de toekomst steeds groter en complexer wordt, gaat het zonder hulp van dit soort systemen niet lukken om de groeiende stromen energie, mensen, goederen, (afval)stoffen, diensten, in goede banen te leiden. Die stromen moeten zo efficiënt mogelijk worden geregeld – niet alleen omdat gemak de mens dient of omdat het vaak goedkoper is, maar ook omdat tegelijkertijd het milieu kan worden ontzien.

In een slimme stad worden allerlei zaken met behulp van slimme technologieën voor de burger goed geregeld. In veel gevallen zullen die burgers daar overigens weinig van merken. Zaken als elektriciteit, het riool, de bevoorrading van winkels, de bezorging van pakjes, het ophalen van afval, en de bewaking van de openbare orde en veiligheid zijn allemaal wel van cruciaal belang, maar ze worden doorgaans alleen opgemerkt als er iets mis gaat. Dat is nogal onrechtvaardig en ondankbaar naar al die mensen die zich dagelijks inspannen om te zorgen dat deze zaken goed worden geregeld, maar het is helaas niet anders. Er zijn nu eenmaal minder burgers die de vuilnisman dankbaar de hand schudden omdat de afvalemmer weer is geleegd, dan burgers die boos in de telefoon of mail klimmen om te klagen wanneer dat een keer niet is gebeurd. Als er straks steeds meer slimme technologie ingezet wordt om al deze zaken goed te regelen, dan wordt al dat belangrijke werk helemaal onzichtbaar. Immers, we bedanken nu al niet de vuilnisman of de vrouw die zijn routes plant, laat staan dat we de sensor of de computer bedanken.

Maar in een werkelijk slimme stad wordt de burger niet alleen verzorgd, maar gaat zij of hij ook zelf aan de slag met slimme technologie, bijvoorbeeld om problemen in de eigen buurt op te lossen of om beter samen te werken met de gemeente.

Het idee is dat de burger samen met bedrijven en de gemeente om tafel gaat zitten om technische oplossingen te ontwikkelen, bijvoorbeeld om de onderlinge zorg in de buurt beter te regelen, of de veiligheid, of de sociale samenhang. Een paar ideeën om de gedachten te bepalen. Wellicht zullen burgers in de toekomst via hun smartphone zelf de straatverlichting of bewakingscamera’s kunnen regelen. Ik toets de route naar mijn huis in, en terwijl ik loop of fiets weet het systeem waar ik ben om daar vervolgens het licht wat sterker te maken en de bewakingscamera op mij te richten. Zo hoeven de straatlantaarns niet de hele nacht voor niets te branden (goedkoop en duurzaam) en kijkt de bewakingscamera niet toevallig de andere kant uit als mij wat overkomt.

Een ander voorbeeld: er komt slimme apparatuur waardoor lege parkeerplaatsen overdag kunnen worden afgesloten en zo veranderen in kinderspeelplaatsen, totdat de sensoren aangeven dat alle plaatsen weer beschikbaar moeten komen voor de auto’s van de vaders en moeders die thuis komen van het werk. Of er komt een veilige route door de wijk voor oudere wijkbewoners met beginnende dementie, waarbij sensoren meteen de buren of hulpverleners waarschuwen wanneer de persoon van de route afwijkt en dreigt te verdwalen. Of ieder huis krijgt een kastje dat alleen te openen is voor pakketbezorgers met de juiste streepjescode, en dat meteen een seintje geeft wanneer het pakket bezorgd is zodat het niet onnodig lang buitenshuis ligt. Of burgers bedenken oplossingen om elkaars kinderen op te vangen als een ouder opeens dringend verlegen zit om kinderoppas. En ga zo maar door.

Er is veel mogelijk op technisch gebied, en er zal nog meer mogelijk worden. De hoop is dat met behulp van slimme technologie allerlei diensten niet alleen beter worden geleverd, maar dat deze ook goedkoper worden omdat niet alleen de techniek ons taken uit handen neemt, maar ook omdat burgers dankzij die techniek een aantal taken nu zelf kunnen gaan uitvoeren. Dit past in de trend dat de overheid, onder het motto van de participatiemaatschappij, steeds meer verantwoordelijkheden bij het individu en de gemeenschap teruglegt.

Veel nieuwe mogelijkheden dus, maar ook veel nieuwe vragen en problemen. Het is verstandig daar van meet af aan aandacht aan te besteden om later niet van een koude kermis thuis te komen. Er kan met dit soort slimme technieken namelijk veel mis gaan, en er gaat ook altijd veel mis. Ik zeg dit niet omdat ik mensen de moed wil ontnemen, maar omdat we een paar van die problemen wellicht kunnen voorkomen als we er al rekening mee houden bij het ontwerpen van nieuwe ‘socio-technische systemen’, waarin niet alleen de techniek nieuwe taken en verantwoordelijkheden krijgt, maar de mensen eromheen ook. Alleen als we rekening houden met problemen zoals hieronder genoemd, zijn we werkelijk slim bezig met slimme technologie.

Privacy

De slimme stad kan ons alleen van dienst zijn, als zij heel veel over ons weet. In een slimme stad worden er daarom voortdurend en op enorme schaal gegevens verzameld, opgeslagen en geraadpleegd over wat we doen en laten. Het elektriciteitsbedrijf kan straks heel precies zien wat er wanneer en waar in uw huis gebeurt. De verkeersregelaars weten precies of we thuis zijn en zo niet, waar we ons elders in het land bevinden. Dat klinkt misschien enger dan het is, en we krijgen er ongetwijfeld veel voor terug, maar al die sensoren die voortdurend nieuwe gegevens over ons produceren, brengen onvermijdelijk de nodige privacy problemen met zich mee. Heb ik zicht op en zeggenschap over wat een elektriciteitsbedrijf met mijn persoonlijke gegevens doet? Mogen de gegevens die ik afsta om beter door het verkeer geleid te worden ook gebruikt worden door instanties die niets met verkeer te maken hebben, maar bijvoorbeeld wel met uitkeringen?

Bovendien is het de vraag of deze systemen werkelijk effectief beschermd kunnen worden tegen hacken door kwaadwillenden. Voor een dief kan het heel handig zijn om te zien waar ik met mijn auto vast zit in het verkeer. En hoe zal dat gaan tussen burgers onderling, als die op buurtniveau samenwerken? Het is heel handig om te zien of de oude buurvrouw nog door haar huis beweegt, maar wie mag dat zien? De buren wellicht, zodat ze eens aan de deur kunnen kloppen als het te lang verdacht stil blijft. Maar wie garandeert dat die buren zorgvuldig omgaan met deze gegevens? Als hier geen goede technische en juridische oplossingen voor worden bedacht, zal dat afbreuk doen aan de bereidheid van sommige burgers om hun gegevens af te staan, en zullen veel mooie plannen niet of onvolledig van de grond komen.

Ongelijke toegang

Een ander terugkerend probleem bij dit soort slimme projecten is dat niet iedereen zich even goed op zijn gemak voelt bij al die techniek. Er zijn nog steeds maar weinig mensen die meer met hun computer kunnen doen dan ermee typen en een beetje internetten. Maar wie zich niet op zijn gemak voelt bij al die technologie, heeft minder kans om mee te praten, mee te denken, mee te ontwerpen, en mee te doen. Ook nu al hebben mensen ongelijke kansen om hun bijdrage te leveren aan de gemeenschappelijke menings- en besluitvorming. Niet iedereen komt nu eenmaal even goed uit zijn of haar woorden. Wie wel eens naar een buurtvergadering gaat, weet dat daar vaak dezelfde mensen het woord voeren, en dat je er andere buurgenoten nooit ziet. We moeten dus niet denken dat dit probleem opeens verholpen wordt wanneer mensen toegang krijgen tot een digitaal platform. Integendeel, waarschijnlijk neemt daardoor de ongelijkheid eerder toe dan af. Wie deelneemt aan een digitaal discussieplatform zal niet representatief zijn voor de rest van de buurt. Techniek brengt mensen samen, maar sluit hen ook buiten – en vaak doet ze beide tegelijkertijd.

Omgangsvormen

Om mensen buiten te sluiten heb je natuurlijk geen techniek nodig. Mensen doen dit al eeuwenlang door anderen te negeren, te schelden en te dreigen. Het vergt dan ook permanente inspanning om ervoor te zorgen dat een discussie niet uit de hand loopt en dat mensen prettig samen werken. Van die les worden we ons steeds meer bewust. In de jaren tachtig en negentig waren de verwachtingen hoog gespannen van de nieuwe digitale techniek. Via Internet zou een nieuwe vorm van directe democratie ontstaan. Iedereen had immers toegang tot de virtuele marktplaats waar vrijelijk en gelijkelijk over alles zou kunnen worden gediscussieerd. Van dat aanvankelijke enthousiasme is helaas weinig meer over. Het Internet is in de ogen van velen verworden tot een riool waarin je de meest grove dingen naar je hoofd geslingerd kunt krijgen door mensen die zich veilig achter hun anonimiteit verschuilen. Dat schelden is van alle tijden. Zeker. Maar het schelden neemt ook toe omdat de digitale techniek het mogelijk maakt, en misschien zelfs uitlokt.

Juist doordat we elkaar op het web niet zien, laten we ons gemakkelijker gaan dan op straat of op het werk: we zitten namelijk veilig in onze anonimiteit, en we zien niet wat we bij de ander aanrichten. Als er al een keer een reaguurder voor de rechter wordt gedaagd vanwege bedreigingen, dan blijkt het vaker wel dan niet een keurige huisvader te zijn die zich rot schaamt en zich werkelijk niet meer kan voorstellen hoe hij zulke stomme dingen heeft kunnen zeggen. Kortom, als buurtgenoten in de slimme stad meer zaken met elkaar proberen te regelen via digitale kanalen, wat betekent dat dan voor de sfeer in de buurt? Als hier geen oplossing voor wordt bedacht, kan het snel zijn afgelopen met het enthousiasme om zich samen in te zetten voor de wijk.

Eisende burger, verbiedende overheid

Een ander effect van digitale communicatie is dat het mensen ongeduldiger en veeleisender lijkt te maken. Onbewust lijkt het zo te gaan: als het mij maar vijf minuten kost om een mailtje te sturen, waarom moet ik dan toch weken op een antwoord wachten? En hup, daar gaat weer een wat bozere mail achter de vorige aan. En: ik geef toch duidelijk aan wat ik wil, waarom luisteren ze dan niet naar mij? Omdat de burger in zijn of haar eentje achter de computer zit, verliest die gemakkelijk uit het oog dat er nog tal van andere belangen zijn waarmee de politiek rekening moet houden. Dat het in de politiek en in het beleid over zorgvuldige afwegingen van belangen gaat, om het sluiten van compromissen waar niemand helemaal blij mee is, daar heeft het Internet weinig oog en geduld voor. Natuurlijk, het Internet heeft de afstand tussen burger en bestuurder verkleind, en dat is vooruitgang. Maar dat neemt niet weg dat deze techniek zich moeilijk verhoudt tot de trage compromissen waar het in de politiek altijd om draait. Voordat je het weet kom je zo in een rollenspel terecht waarbij de buurt vraagt, en de gemeente nee verkoopt. Dat is noch bevorderlijk voor het enthousiasme van burgers om aan hun buurt te werken, noch voor het vertrouwen in het bestuur.

Onvoorzien of ongewenst gebruik

Daar komt nog wat bij. De geschiedenis leert dat techniek zelden precies zo wordt gebruikt als was voorzien. Mensen zijn creatief en bedenken altijd nieuwe, onvoorziene, toepassingen. Soms leidt dat tot mooie uitkomsten, zoals de grammofoon – die van kantoorapparaat evolueerde tot muziekspeler. Maar ik denk niet dat de uitvinders van de computer voorzien hadden dat hun rekenmachine ooit gebruikt zou worden om films te downloaden. Het kan daarom geen kwaad om van tevoren te verkennen hoe mensen misbruik zouden kunnen maken van de slimme techniek die op buurtniveau wordt ontwikkeld. En wie daar dan tegen moet optreden? Stel dat het buurtplatform gebruikt gaat worden om vormen van illegale handel te bedrijven – mag dan van gewone burgers worden verlangd dat die ingrijpen?

Aansprakelijkheid, ook als het niet werkt

In geval van onvoorzien of ongewenst gebruik van de techniek, komen de verwachtingen niet uit. Dat is ook het geval wanneer de techniek het laat afweten. En dat doet techniek vroeg of laat altijd. Nu is het geen groot probleem dat mijn computer soms vastloopt of als een website een tijdje uit de lucht is. Maar wat als een dementerende mevrouw verdwaalt omdat het systeem het even laat afweten? Is dan de producent, de buurt, de gemeente, of wellicht wel niemand aansprakelijk? Hoe meer we ons omringen met technologie die is ontwikkeld door burgers, gemeente, en bedrijven, hoe vaker zich dit soort vragen rondom aansprakelijkheid zullen gaan voordoen.

Onderhoud, duurzame betrokkenheid

Tot slot. Als er wat mis gaat, heb je mensen nodig met verstand van zaken die de boel weer aan de praat krijgen. In een kantoor lopen doorgaans dat soort mensen rond. Maar doen ze dat ook in de buurt? En vooral: zijn ze in elke buurt voorhanden? En zijn die mensen dan ook bereid om gratis, uit burgerplicht, de boel draaiende te houden? En dat voor langere tijd? Hoe kan de continuïteit van een project gewaarborgd worden wanneer de trekkers van het project uit de buurt verhuizen, na conflicten hun handen van het project aftrekken, of domweg hun interesse verliezen? Of als betrokken bedrijven hun businessplan wijzigen of zich richten op andere technieken? Of als er een nieuwe wethouder komt die het project een minder warm hart toe draagt? Niet alleen de software heeft altijd updates nodig, maar dat geldt ook voor de hardware en de socio-ware. Kan een buurt die verantwoordelijkheid dragen? Willen bedrijven die dragen? Of belanden uiteindelijk alle problemen toch op het bord van de centrale gemeente? Er zijn talloze voorbeelden te traceren van projecten waarin burgers, overheden, en bedrijven met groot enthousiasme gezamenlijk van start gingen met een project, maar na verloop van tijd nergens meer te bekennen waren, waardoor het project een – doorgaans – stille dood stierf.

Conclusie

Nieuwe technologieën bergen talloze beloften in zich om het leven in de slimme stad gemakkelijker, beter, duurzamer en veiliger te maken. Sommige van de nieuwe technische systemen zullen vanuit de centrale stad worden geïnitieerd en ontwikkeld, maar andere systemen zullen worden opgezet door burgers zelf in hun buurten. Zulke initiatieven verdienen het te worden ondersteund. Maar dat moet wel slim gebeuren. Het is gemakkelijk om iets te beginnen, maar het is helaas nog gemakkelijker om veelbelovende initiatieven te laten ontaarden in teleurstelling, frustratie, boosheid en wederzijdse verwijten. Er moet dus van tevoren worden nagedacht over het soort vragen die ik hierboven stelde. Slimme technologie introduceren op buurtniveau lijkt een beetje op het aangaan van een huwelijk: je moet er van tevoren goed over nadenken, je gaat de relatie aan voor langere tijd, en onderweg zal blijken dat er voortdurend veel uithoudingsvermogen en onderhoud nodig is om het goed te houden.