Klimaatkamer © Sportcentrum Papendal
Author profile picture

De Olympische Spelen van 2020 in Tokyo worden de warmste Spelen ooit. Het olympisch organisatiecomité bereidt zich nu al op die extreme weersomstandigheden voor door onder meer testevenementen te organiseren, te voorzien in genoeg waterpunten en isolatie tegen de zon. 

Ook in eigen land is NOC*NSF druk met de voorbereiding op deze extreem warme Spelen. In het project Thermo Tokyo werken zes partijen samen om op alle fronten klaar te zijn voor de strijd tegen de hitte. Bijvoorbeeld in de klimaatkamer op Papendal, waarin atleten zich dicht bij huis kunnen voorbereiden op sporten in 33 graden met een luchtvochtigheid van zo’n 75 procent.

Klimaatkamer

In de aanloop naar de Spelen van 2008 zette Sportcentrum Papendal al een klimaatkamer op. Het is een ruimte waarin je je kunt acclimatiseren: wennen aan hitte en luchtvochtigheid maar waarin je ook ‘op hoogte’ kunt trainen. Ook in Beijing was het heet, maar de temperaturen in Tokyo kunnen nog hoger zijn, zegt Sam Ballak, embedded scientist fysiologie bij Sportcentrum Papendal. “Het was twee weken terug nog warmer dan we allemaal voor mogelijk hielden. Ook die temperaturen kunnen we in onze kamer nabootsen. Het staat nu ingesteld op 33 graden maar dat kunnen we ophogen naar 42 misschien zelf 43 graden.” Het is niet alleen de temperatuur, juist de hoge luchtvochtigheid geeft een bedrukt gevoel, legt Ballak uit. “Het zal in Tokyo namelijk heel warm zijn, in combinatie met een hele hoge luchtvochtigheid. Die combinatie zal het erg zwaar maken voor sporters en zelfs toeschouwers. Het wordt pittig.”  

Ballak ziet het als een uitdaging om atleten zo goed mogelijk voor te bereiden op die omstandigheden. “Wij kijken hoe elk individu reageert op hitte. Met een pil die de sporter inneemt, zien we live hoe de lichaamstemperatuur stijgt. We gebruiken hiervoor een inactieve pil die pas actief wordt als je een band om doet. Het koper in die band activeert een spoeltje dat in die pil zit. Dat spoeltje brengt de data over. Zo kun je live meekijken hoe warm iemand het heeft en hoe de lichaamstemperatuur oploopt.” Ook de hoeveelheid vocht die een sporter verliest, wordt gemeten. “Hoeveel zweet iemand en wat zit er in dat zweet? Verliest iemand veel of weinig zout en hoe moet je dat aanvullen? Of hoe reageert een atleet op bijvoorbeeld koele dranken? Zo gebruiken we een ‘Slushie’, dat mierzoete drankje dat te krijgen is in cafetaria. Dat koelt je van binnen en is bij ons van een isotone sportdrank gemaakt. In de kamer kijken we hoe effectief dat drankje per persoon is. De een kan er goed tegen, de ander niet. En welke concentratie is geschikt? Dat soort vragen willen we allemaal voor de sporters beantwoorden. Daar zit dan echt de individuele winst.”

Wennen aan de hitte

Je voorbereiden op de weersomstandigheden heeft twee kanten. Sporters moeten zich acclimatiseren, wennen aan de hitte en dan ter plaatse koelen, vertelt Ballak. “Dat acclimatiseren gebeurt door minimaal een uur per dag de lichaamstemperatuur op te hogen naar 38,5 graden. Als je dat tien tot veertien dagen doet, dan ben je geacclimatiseerd en gewend aan de nieuwe omstandigheden of aan de hitte. Dit is trouwens gemeten bij niet-topsporters. Een topsporter zal naar mijn gevoel eerder rond de tien dagen zitten. Acclimatiseren hoeft niet per se in de klimaatkamer. Dat kan ook op trainingsstage in vergelijkbare weersomstandigheden of in de dagen voorafgaand aan de wedstrijd. Echter, niks is zo veranderlijk als het weer. De zekerheid dat het echt warm of vochtig wordt op een voorbereidingslocatie heb je niet. In een klimaatkamer heb je die zekerheid wel.” 

Weten hoe je lichaam reageert op de warmte en een hoge luchtvochtigheid, is een kwestie van ontdekken. Dat kan in de kamer maar de atleten doen het ook tijdens zo’n trainingsstage. Ballak ging met de Atletiekunie naar Zuid-Afrika. “Daar waren het vooral atleten die de korte en explosieve onderdelen beoefenen, zoals de sprint. Bij hen gaat het er vooral om dat ze niet vermoeid raken van de hitte. Dat ze rustig kunnen blijven trainen voorafgaand aan de wedstrijd. Tijdens een honderd meter sprint hoeven zij niet gekoeld te worden.” Vooral bij de duursporten zoals de marathon, fietsen en triathlon is het koelen tijdens de wedstrijd belangrijk. “De aanpak voor teamsporten verschilt ook. Bij hockey is het vijf minuten intensief spelen en dan weer rusten. Bij voetbal is de speeltijd langer.”

Koelvest

Samen met NOC*NSF, vier kennisorganisaties (Radboud Universiteit Nijmegen, Vrije Universiteit Amsterdam, de HAN en TU Delft) en de sportbonden bereidt Sportcentrum Papendal de sporters die het voor Nederland moeten gaan doen tijdens de Spelen nu optimaal voor. “Wij zijn daarbij meer faciliterend. De TU Delft onderzoekt bijvoorbeeld van wat voor materiaal een koelvest moet zijn en hoeveel licht er doorheen komt. Of wanneer je goed kunt zweten en wat voor T-shirt je dan moet dragen. Wij bieden mogelijkheden om per persoon te testen, te monitoren en te adviseren.” Het is aan de sportbonden zelf hoe zij hun sporters willen voorbereiden. Een bond kan daarbij onder meer gebruikmaken van de klimaatkamer. 

Menno Vloon © Sportcentrum Papendal

Voor polsstokspringer en Nederlands recordhouder Menno Vloon is de kamer ook belangrijk om bijvoorbeeld zijn grip van zijn polsstok te testen. Ballak licht toe: “Je kunt je voorstellen dat er nogal wat kracht op je handen komt op het moment dat je afzet. Als je dan zweethanden hebt, is er een kans dat de polsstok door je handen glipt.” Vloon vindt het “erg pittig, maar super om te kunnen testen in een klimaat vergelijkbaar met dat tijdens mijn belangrijke wedstijden”.