© Albert Jan Rasker
Author profile picture

Mensen trekken steeds meer naar de stad. Sterker nog, in de komende jaren ontstaan er megasteden waar meer dan dertig miljoen mensen leven, wonen en werken. Het is helemaal geen gek idee dat in 2025 zo’n 70 procent van de wereldbevolking in zo’n metropoolstad woont. Nederlandse steden met gemiddeld 150.000 inwoners kunnen niet op tegen deze grootte. Om toch het hoofd boven water te houden zou Nederland er goed aan doen om samen met Vlaanderen en het Ruhrgebied in Duitsland een blok te vormen. Peter Savelberg, de bedenker van dit Tristate City model legt in het best gelezen artikel van afgelopen week uit hoe hij dit ziet. Met in totaal meer dan veertig miljoen inwoners en veel welvaart, kennis en een hoog welzijnsniveau, denkt Savelberg de concurrentie met wereldsteden als Hong Kong aan te kunnen.

Een slecht idee volgens Zef Hemel, hoogleraar grootstedelijke vraagstukken verbonden aan de Universiteit van Amsterdam: “Zo’n wereldstad is economisch gezien helemaal niet aantrekkelijk. Bovendien is zo’n stedelijk model niet duurzaam. Een gemiddelde Nederlander stoot veel meer CO2 uit dan iemand in Hong Kong. Daar doen ze alles met de metro, hier maken we erg veel kilometers met de auto. Ook op het gebied van openbaar vervoer worden we verslagen, we hebben geen landelijk metronetwerk. Het grootstedelijk gebied van Los Angeles, dat ongeveer evenveel inwoners telt als Nederland, heeft dat wel.”

Hemel legt uit dat het idee van Nederland als één grote stad niet nieuw is. “Premier Wim Kok riep dat midden jaren negentig al. Het Rijkswegennet was net voltooid en iedereen kon ineens met hoge snelheid in twee a drie uur het land doorkruisen.” Het idee was dat met het voltooien van het wegennetwerk (en tegelijkertijd de komst van het internet) het niet meer uitmaakte waar iemand zich bevond. “Maar het tegenovergestelde is waar. Dat is de paradox waar we ons in bevinden. Sinds de voltooiing van het Rijkswegennet en de werking van het internet vindt er meer centralisatie plaats. De aanzuigende werking van het centrum, in Nederland de Randstad, is door de betere bereikbaarheid alleen maar groter geworden. Iedereen wil hier onderdeel van zijn.”

Binnensteden bruisen niet meer

Als voorbeeld noemt Hemel het verkassen van verschillende hoofdkantoren uit de provincie naar Amsterdam sinds begin jaren ‘90. Het bekendste voorbeeld is misschien wel Philips dat Eindhoven in 1993 verruilde voor de hoofdstad. “Vanaf de jaren negentig vindt er steeds meer concentratie plaats. Onderzoek wijst uit dat veel binnensteden tegenwoordig niet meer bruisen, winkelpanden staan leeg en jongeren verhuizen naar de Randstad want ‘daar gebeurt het’. Ook in de gezondheidszorg zie je dit verschijnsel. Door het fuseren van ziekenhuizen, steeds meer in de richting van de grote stad komen regio’s in de problemen. De driekwartier-norm voor ambulances om bij een eerstehulppost te komen staat onder druk en patiënten buiten de Randstad moeten langer reizen voor een goed ziekenhuis.”

Ook op het gebied van innovatie ziet Hemel geen voordeel voor Nederland als één grote stad: “In de kenniseconomie spelen steden een belangrijke rol. Alleen een goede universiteit met labs en onderzoekers op een campus is niet voldoende. In Amerika heb je college towns waar talent na de opleiding wegtrekt. Het wordt pas interessant als een universiteit is ingebed in het grootstedelijke gebied, dan profiteert een universiteit van nabijheid en van de aanwezigheid van complexe ecosystemen. In New York heb je Columbia, Cornell-Tech en NYU. Deze universiteiten behoren tot de beste ter wereld. Ook aan de onderkant zie je dit terug, je hebt een staatsuniversiteit als de City University of New York (CUNY) die beter presteert dan Nederlandse universiteiten. Dat komt omdat ze allemaal profiteren van de diversiteit en kritische massa van New York. Meer mensen en massaal gebruik van openbaar vervoer. Minder kilometers file, want iedereen gebruikt het metronetwerk.”

In Nederland ontbreekt de mentaliteit om grootstedelijk te denken, meent Hemel: “We houden er niet van als mensen hoog van de toren blazen. ‘Doe maar gewoon dan doen we al gek genoeg’. Dat geldt ook op de universiteiten. Hier is minder spanning en minder verschil tussen universiteiten. Maar om vooruit te komen is dit wel nodig.”

Acceptatie nog ver te zoeken

Niet alleen in Nederland is ruimtelijke concentratie gaande: “We dachten in het verleden onterecht dat dit alleen in ontwikkelingslanden gebeurde. Maar in Frankrijk, Zwitserland, Groot-Brittannië, Canada is het ook aan de gang. In Canada heeft Toronto een sterk aanzuigende werking. Ik denk dat we ons hier niet tegen moeten blijven verzetten, maar dit fenomeen moeten accepteren. Zo kunnen we ons erop instellen.”

Maar die acceptatie ziet de hoogleraar nog maar weinig terug. Volgens hem doen verschillende ministeries in Nederland er alles aan om het tij te keren. “Via allerlei regionale programma’s probeert de overheid zoveel mogelijk te spreiden. Ik tel behoorlijk wat spreidingsoperaties om regio’s maar vooruit te helpen. Duurzamer zou het zijn om te accepteren dat netwerkvorming leidt tot meer ruimtelijke concentratie. Nederland zien als een grote stad kan, maar we moeten niet denken dat dit alles gelijk trekt.” Volgens Hemel kan het niet anders dan dat er in dit model grote verschillen zullen ontstaan tussen stad en platteland. Hemel: “Het is een illusie dat we inwoners over een landsdekkende, sterk verdunde en uiteengelegde stad kunnen vasthouden.”