© Pixabay
Author profile picture

Was het overlijden van Bjorg Lambrecht, vorige week na een valpartij tijdens de ronde van Polen, een stom ongeluk? Had het parcours beter beveiligd moeten worden? Of is er structureel iets mis met de veiligheid van coureurs? Renners gooien zich met duizelingwekkende snelheden van bergtoppen af. Ze beuken met 70km/u schouderduwend door smalle wegen in massasprints. Gehuld in flinterdunne lycrapakjes die net zoveel bescherming bieden als een stukje nat karton.

Een helm is in het profpeloton pas sinds mei 2003 verplicht. Twee maanden eerder overleed de Kazachse renner Andrej Kivilev tijdens Parijs-Nice. In de tweede etappe kwam hij zwaar ten val. Een schedelbreuk. Zijn helm had hij vlak voor de valpartij afgezet, hij vond die te warm in de Franse zon.

Al in 1991 wilde de UCI de renners verplichten een helm te dragen, maar het kwam er aanvankelijk niet van. Renners vonden de hoofddeksels te zwaar en te warm. Om dezelfde reden zie je renners niet in een motorpak van een berg af suizen. “Dat biedt natuurlijk wel meer veiligheid, want die stof blijft heel bij snelheden boven de honderd kilometer per uur. Maar het draagt niet bij aan de prestaties op de fiets”, vertelt Tom Stamsnijder, oud-profrenner en nu bij DSM werkzaam aan sportinnovaties, waaronder een ondershirt dat is versterkt met dyneema. Dit zweethemd moet de renners van Team Sunweb beter beschermen tegen schaafwonden bij een valpartij, zonder dat het de sportieve prestaties in de weg zit.

Vijftien keer sterker dan staal

Door twaalf jaar ervaring als profrenner kent Stamsnijder als geen ander de vervelende gevolgen van een valpartij. “Je hele lijf zit onder de brandplekken en als je in je bed ligt, plakken de dekens aan de wonden vast. De genezing hiervan kost bovendien behoorlijk wat extra energie en zeker in een lange koers kun je die niet missen”, legt hij uit.

Het ondershirt met dyneema moet deze nare gevolgen verminderen. Dyneema is een kunststofvezel die vijftien keer sterker is dan staal en onder andere wordt gebruikt voor kogelwerende vesten. In een sport als shorttrack wordt dyneema in kleding verwerkt om de sporters te beschermen tegen het snijden van de schaats. Deze zomer reden de renners van Team Sunweb voor het eerst met het hemd in de Tour de France.

dyneema onderkleding © DSM Craft

Het gebruik van dyneema in wielerkleding is niet nieuw, want zelf fietste Stamsnijder al met broeken waar de vezel in verwerkt was. Ook een ontwikkeling uit de koker van DSM. “Deze broeken zorgen ervoor dat je minder schaafwonden of diepe wonden hebt bij een valpartij.” Stamsnijder zag zelf wat voor verschil zo’n stukje stof kan maken toen hij twee renners het prikkeldraad in zag gaan. Een van de twee droeg geen beschermende broek. “Die kreeg flink wat hechtingen en heeft hier littekens aan overgehouden. De andere renner (met dyneema broek) kwam er beter vanaf. Geen hechtingen en hij hoefde minder lang te herstellen”, blikt hij terug.

Maar renners verwonden of schaven vaak meer dan alleen dijbenen bij een valpartij, dus een beschermende onderlaag is geen overbodige luxe. “We ontwikkelen continu nieuwe producten en luisteren naar wat de renners nodig hebben”, vertelt Stamsnijder. “Bij een valpartij hebben ook de onderrug en romp het zwaar te voorduren, dat proberen we hiermee op te lossen.”

Rare sport

Wielrenners willen geen zware en warme beschermingspakken, het moet allemaal zo licht mogelijk. Stamsnijder: “Als het even kan een zomershirtje dat ook comfortabel is als het veertig graden is. De dyneema vezel is zo verweven met de andere stoffen dat het shirt ademt. Het biedt vooral bescherming aan de schouders, zijkant en rug. Er is rekening gehouden met de rijrichting waardoor zweet goed wordt afgevoerd. En dyneema is superlicht, het weegt bijna niets.”

Wielrennen is volgens Stamsnijder een rare sport, renners zijn bereid om grote risico’s voor lief te nemen. “Je weet: als je valt en je breekt iets is het over en uit. Maar kun je opstaan en fietsen, dan zit je nog in koers. Daarin kunnen renners ver gaan. Renners willen zo min mogelijk inleveren aan comfort, want dat beïnvloedt hun prestaties. Hoeveel meer bescherming renners willen hangt er maar net vanaf hoeveel ze willen inleveren qua comfort, want het mag niet ten koste gaan van prestaties. Hierin moeten we zoeken naar een goede balans.”

De ploeg heeft het nieuwe shirt getest met dummies. Stamsnijder: “Die hebben we uit een auto die vijftig kilometer per uur reed laten vallen. De bovenste laag stof was verdwenen, maar de sterke stof eronder bleef intact.”

Ergere dingen dan schaafwonden

Bobbie Traksel, voorzitter van de Nederlandse Vakbond van Beroeps Wielrenners (VVBW), gelooft niet zo in deze vernieuwing. Traksel denkt niet dat een beschermende baselayer veel problemen zal oplossen. “Alles wat renners extra bescherming biedt vind ik goed, maar als ik terugdenk aan mijn wielercarrière zijn schaafwonden echt niet het ergste dat je kan overkomen. Je gaat een keer over de kop en je schouder ligt open, daar fietste ik een volgende dag niet minder om. Bovendien denk ik niet dat er renners te vinden zijn die bij veertig graden een baselayer aantrekken.”

Volgens Traksel zou het pas echt een doorbraak zijn als er iets bedacht zou worden om gebroken benen of sleutelbenen te voorkomen. “Of gebroken ruggenwervels, renners dragen allemaal zo’n communicatie kastje in de achterkant van hun trui. Als ze op hun rug vallen, gaat het goed mis. Het is niet bewezen dat het perse door die kastjes komt, maar daar zouden ze iets op moeten verzinnen.”

Meer veiligheid zit niet in het materiaal, denkt de voorzitter: “Het meeste gevaar komt van obstakels op de weg. Wegafscheidingen, verkeerslichten, paaltjes, noem maar op. 364 dagen per jaar zijn ze broodnodig in het verkeer, maar net die ene dag koers maken deze obstakels het leven van renners zuur.” Samen met de Britse rennersvakbond diende Traksel een protocol in waarmee koersdirecteuren kunnen nagaan of hun parcours veilig is. “Soms zie je 150 meter voor de streep nog een haakse bocht, waarom? Dat is vragen om problemen. In dat document staat duidelijk hoe een finale eruit zou moeten zien. Dingen die te controleren zijn zoals geen haakse bochten binnen 200 meter van de meet.” Ook moet het publiek bijles krijgen, Traksel ziet het nog te vaak misgaan: kinderen die ineens de weg op lopen, mensen die te laat achteruit stappen of loslopende honden. “Als er koers is in België geeft de VRT tips van de politie mee om het publiek een beetje op te voeden.”