Author profile picture

De Automotive Campus in Helmond bestaat 10 jaar. Op het terrein van de vertrokken Volvo-fabrieken besloot de gemeente Helmond iets unieks te gaan doen. Uniek omdat de Rijksoverheid de automotive-industrie eigenlijk al afgeschreven als iets wat voor Duitsland en Frankrijk was. In gesprek met enkele direct betrokkenen.

Helmond, dat was altijd die maakstad onder de rook van Eindhoven. Een stad van toen 86.000 inwoners zonder echt uitgesproken economisch profiel, , die een beetje opkeek tegen de grote broer met zijn Technische Universiteit en zijn multinationals. Als het in Eindhoven regende, dan drupte het misschien in Helmond, dat idee.

Helmond had in 2005 wel bewust gekozen voor meer focus in het economisch beleid met Food en Automotive als speerpuntsectoren om daarmee binnen de Brainport Regio complementair te zijn aan de high tech sector in Eindhoven. Maar toen rond 2007 de eerste geluiden uit het bedrijfsleven klonken dat er misschien zoiets zou kunnen komen als een Automotive Campus, durfde de afdeling Economische Zaken van de gemeente er nauwelijks in te geloven.

Voor de gemeente was de vestiging van TNO in 2007 de directe aanleiding om te gaan denken over de verdere versterking van het regionale automotive cluster. TNO, dat eerst deels in Eindhoven en deels in Helmond zou komen, koos er uiteindelijk voor in zijn geheel naar Helmond te komen, wat een enorme kennisimpuls voor de gemeente betekende. Vooral burgemeester Fons Jacobs zette zijn schouders eronder. Hij liet emeritus-hoogleraar aan de TU Eindhoven Nort Liebrand onderzoeken welke kansen er voor het regionale automotivecluster zouden zijn. En toen vanuit de automotive industrie positieve geluiden klonken, was dat voor de gemeente het zetje om erin te gaan geloven.

Ideaal innovatieklimaat

De burgemeester ging er voor 200 procent voor en straalde dat uit richting het bedrijfsleven. Toen een delegatie van de gemeente in 2007 een soortgelijke campus bezocht in het Franse Rouen kwam Han van den Bremer in beeld, een aimabele man die zijn sporen al had verdiend in de automotive industrie. Hij werd algemeen geaccepteerd binnen de sector. Van den Bremer schreef het businessplan dat twee jaar later tot de opening van de campus leidde.

De Automotive Campus werd in juni 2009 geopend door toenmalig van Economische Zaken minister Maria van der Hoeven, maar klaar was het nog geenszins. Helmond investeerde 2,2 miljoen euro in het opzetten van een organisatie en het inrichten van het Automotive House, het hoofdkantoor van de campus. De gemeente ging voor de muziek uit en investeerde op risico.

Vergane glorie

De locatie aan de Steenovenweg was eigenlijk een soort ruïne van waar eens DAF en later Volvo personenwagens had ontwikkeld. Vergane glorie, dachten velen. Zo niet Han van den Bremer. Hij maakte demonstratief zijn kwartier in een klein kantoortje, de voormalige spreekkamer van de bedrijfsarts en zei: ik ga hier zitten.

Han van den Bremer, de eerste directeur van de Automotive Campus

Van de 3000 mensen die er in de hoogtijdagen op het terrein werkten, waren er destijds nog maar 400 over. De Automotive Campus zou ervoor zorgen dat het aantal banen weer op hetzelfde niveau zou komen als destijds. Sceptici verklaarden de gemeente voor gek, want auto’s bouwen was toch iets dat Nederland beter aan Frankrijk en Duitsland moesten overlaten?

Langzamerhand moesten de zwartkijkers hun pessimisme laten varen, want anno 2019 is van dat aantal al de helft bereikt. In februari lieten cijfers van het CBS zien dat de Nederlandse automotive-industrie voor het vierde achtereenvolgende jaar groeide met een knappe 4,5 procent. Ook de Automotive Campus heeft alle reden de toekomst met optimisme tegemoet te zien. Immers, waar de Duitse auto-industrie jarenlang bleef inzetten op auto’s met verbrandingsmotoren, investeert Nederland – de Automotive Campus voorop – in smart and green mobility: de mobiliteit van de toekomst.

Met Lightyear, dat op een mooie junidag – tien jaar na de opening van de campus – bij de eerste zonnestralen zijn zonneauto lanceerde, heeft de campus een vlaggenschip van internationale allure binnengehaald. Na jaren hard werken lijkt daarmee ook voor Helmond écht een nieuwe dag aangebroken.

 

Met NedCar en Volvo is de campus in Helmond van oudsher de Nederlandse hot-spot op het gebied van automotive. Een ecosysteem waar studenten van het Summa college, Fontys en de TU Eindhoven in een hybride leeromgeving met bedrijven samenwerken. Met als een van de parels Lightyear. De Automotive Campus is dé plek in Nederland voor smart en green mobility en heeft een vooraanstaande positie in Europa. Kortom, een belangrijk economisch speerpunt voor Helmond, waar innovatie aan de orde van de dag is.’

Wethouder Economische Zaken en Innovatie van Helmond Jos van Bree

 

Tien vragen

Voor 10 jaar Automotive Campus stelde Innovation Origins 10 vragen aan een aantal direct betrokkenen.

1. Op wat zijn jullie het meest trots in wat je hebt bereikt?

Lex Boon, huidig directeur: “De vestiging en de groei van Lightyear, dat de potentie heeft een speler van wereldformaat te worden. Maar ook de ontwikkeling van het onderwijs op de campus.”

Pieter Rahusen, new business developer: “Er is heel veel gezaaid, en nu hebben we de mogelijkheid om te oogsten. Mooi is bijvoorbeeld de autonome groei van de bedrijven die er zitten, net zo goed als de interesse van internationale bedrijven die zich nu beginnen te vestigen.”

Inez van Poppel, marketing en community manager: “Ik ben trots op de uitstraling van de campus en de community en dat ik daar een rode draad in mag zijn. En hoe we met evenementen de brug slaan tussen innovatie en de inwoners van de regio. Daar word ik blij van.”

2. Hoe gaat het verder, waar staat de Automotive Campus in 2029?

Lex: “De campus is nu in een fase beland waar we een versnelling hebben doorgemaakt. We missen nog een aantal kritische elementen, zoals blijvende economische activiteit en vereenvoudiging van structuren. De overheid is ontzettend belangrijk in de beginfase, maar er komt een moment dat die eruit gaat. Voor de toekomst verwacht ik dat we nog sterker inzetten op smart en green mobility en onderwijs.”

Pieter: “Over tien jaar is de campus naar mijn idee nog altijd dé mobility hotspot van Europa. Wel moeten we wat complexiteit weghalen en op een slimmere manier gaan samenwerken in regio. De samenwerking binnen Brainport zorgt daarvoor.”

Inez: “Een campus waar je graag bij wil horen met je bedrijf met een fijne werkomgeving en community.”

3. Wat is op dit moment de belangrijkste boodschap die jullie op het gebied van mobility hebben?

Pieter: “De toekomst gaat ons daar ook wel bij helpen. Mobiliteit wordt generiek en zal moeten veranderen. Daar gaan we significant anders over nadenken. Delen van mobiliteit of openbaar maken. Niemand weet wanneer de recessie komt, maar hij komt. Macro-economisch zitten er zaken bij waar je met nieuwe mobiliteit veel aan kan veranderen. Als we terug moeten in ons huishoudboekje, moeten we de auto misschien wel delen met de buurvrouw. Daar moet de automotive campus het over hebben. Op de campus zijn daar nu al bedrijven mee bezig.”

Lex Boon. © Photo Merlin Daleman

Lex: “We hebben te maken met nieuwe vormen van mobiliteit. Daar zit een hele sociale component bij. Maar er is ook hardcore techniek nodig om dat te bereiken. We beperken ons vaak tot personenvervoer. Maar alles rond distributie en logistiek, daar zie ik een enorme rol voor de campus weggelegd. Projecten die de overheid doet, zitten vaak dichtbij de burgers. Maar ik denk dat het logistieke gebeuren een grote impact heeft waar we met de kennis die we nu hebben nog heel veel stappen we kunnen maken.”

Inez: “Er zijn prachtige initiatieven/innovaties op het gebied van mobility die ook ontwikkelt worden op de Automotive Campus. We moeten zorgen dat ze ook uitgerold worden dat het niet alleen bij de innovatie blijft.”

4. Wat willen jullie voor de volgende generatie denkers, studenten, bestuurders of de mensheid achterlaten?

Inez van Poppel en Pieter Rahusen, Automotive Campus

Pieter: “Brainport als regio, als we dat samen voor elkaar krijgen met de triple helix die ooit is bedacht door de toenmalig burgemeester Welschen, dan vind ik dat heel mooi.”

Inez: “Samen kom je verder! Veel samenwerken en niet op eilandjes zitten. Bestuurders moeten durven de gemeentegrenzen los te laten.”

5. Wat zijn de grootste veranderingen geweest in 10 jaar?

Inez: Dat we als Automotive Campus maar zeker ook als Helmond, dé hotspot zijn op het gebied van Smart en Green Mobility. Dat verdient een schouderklopje.”

Pieter: ”Het pro-actiever worden van de campus, we denken vooruit in allerlei opzichten en werken samen, samen op de campus, samen met brainport, samen met de BOM. Samen in Nederland.”

6. Wat blijven knelpunten?

Lex: “Eigenlijk is dat altijd geld. Een campus opbouwen vereist dat je over een lange horizon beschikt. Het is geen bedrijventerrein waar je snelle returns hebt. Je moet partijen achter je hebben die dat snappen. Je hebt gemeenschappelijke faciliteiten nodig. De kosten gaan daarbij voor de baat uit en met traditionele vastgoedpartijen is dat lastig te realiseren. De overheid zal daardoor altijd een belangrijke rol houden op de campus.

7. Komt er een moment dat de Automotive Campus zichzelf kan opheffen?

Lex: “Op de lange duur kan ik me voorstellen dat we helemaal in Brainport opgaan. Nu zitten we een beetje tussen de BIC en de Hightech Campus in. Waarom zou je elkaar dan vliegen afvangen? We moeten sowieso veel meer gezamenlijk optrekken.”

8. Blijft mobiliteit altijd een thema? Met andere moderne technologie hoeven we ons misschien niet meer zo veel fysiek te verplaatsen?

Lex: “Ja, dat geloof ik wel. De mens is gemiddeld een uur per dag mobiel, dat verander je niet zomaar.”
Pieter: “Mobiliteit blijft altijd een thema maar de manier waarop we ons verplaatsen verandert. Ik rijd bijvoorbeeld nog steeds een oude Volkswagen diesel. Mijn zoon vindt dat niks, dat krijgt ie op school niet uitgelegd.”
Inez: Zeker, helaas hebben we nog niet de technologie van Star Trek “beam my up, Scotty”.

9. Worden jullie in dit innovatieve umfeld ook geïnspireerd door oude en klassieke denkers? Of bijvoorbeeld kunst?

Lex: “Er gaat toch weinig boven de esthetiek van een mooi voertuig? Als ik voor de Lightyear sta, zie ik een schtiterend voertuig. Als dat zou verdwijnen zou dat echt jammer zijn.”

Pieter: “Darwin, absoluut. Adaptive to change – je aanpassen aan nieuwe omstandigheden – dat is waar het in mijn overtuiging altijd om draait.”

Inez: “We hebben op de Campus in 2015 een kunstproject gedaan met Daan Roosegaarde. Dat heette Presence en ging over de communicatie van het voertuig met zijn omgeving. Kunst kan er absoluut aan bijdragen kan bijdragen om te snappen waar we naartoe gaan en voorkomen dat we te eendimensionaal naar dingen kijken.”

10. Aan welke (wetenschappelijke) doorbraak wordt er op dit moment gewerkt?

Lex: “De hype is natuurlijk elektrisch, maar ik heb het idee dat het de komende jaren eerder gaat om het mixen van synthetische brandstoffen met fossiele. Vooral in heavy duty verkeer is dat belangrijk.”

Pieter: “De verandering kan uit een heel andere hoek komen dan elektro. Biofuels bijvoorbeeld. Ik geloof er heel erg in dat we naar een multihelix gaan, waarin ook de eindgebruikers worden betrokken. Technologie die draait om de mensen en die mensen aanvaarden.”

Lex: “Hoewel ook dat relatief is, want de industrie zal ook de leiding moeten nemen. Om nog maar eens een oude denker te citeren: Henry Ford. Die zei: als je vraagt wat mensen willen, dan willen ze sneller paard. Maar ik heb een auto gemaakt.”